Herhaaldelijk krijgen we de vraag of de bijzondere veldwachter ‘s nachts een wapen mag dragen.

Vele wettelijke regels zijn toepasselijk op de beëdigde bijzondere veldwachter.

De aanstellingsvoorwaarden, de basisvorming georganiseerd door de politiescholen (80 uur opleiding), de af te leggen examens voor een vertegenwoordiger van de gouverneur, de legitimatiekaart, het uniform en de bewapening worden geregeld in het K.B. van 8 januari 2006 houdende de regeling tot het statuut van de bijzondere veldwachter. Zijn bevoegdheden worden voornamelijk geregeld in het wetboek van strafvordering, het veldwetboek, het bosdecreet, het jachtdecreet, de wet op de riviervisserij en de wet op het natuurbehoud.

Een kluwen om het antwoord te vinden op de vraag of een beëdigde bijzondere veldwachter ’s nachts een wapen mag dragen.

Artikel 62 van het Veldwetboek omschrijft gedeeltelijk de bewapening van de bijzondere veldwachter : “De bijzondere veldwachters mogen gewapend zijn met geweren met meer dan één schot.”

Artikel 14 van het K.B. van 8 januari 2006 preciseert dit als volgt : “De bijzondere veldwachter mag door zijn aansteller in het bezit worden gesteld van een lang vuurwapen ontworpen voor de jacht zoals bedoeld in de Wapenwet. De bijzondere veldwachter mag dit geweer slechts dragen tijdens de uitvoering van zijn dienst en voor zover hij de hem door de gewestelijke overheden toegekende bevoegdheden daadwerkelijk uitoefent.”

De bijzondere veldwachter mag het hele jaar door houtduiven, konijnen, vossen en wilde zwijnen bestrijden op het terrein van zijn aansteller(s). Deze bestrijding mag de bijzondere veldwachter enkel overdag uitvoeren.

Bijzondere veldwachters mogen gewapend zijn met een jachtgeweer, ook ’s nachts, op grond van art. 62 Veldwetboek (= federale wetgeving). Krachtens die wettelijke bepaling mag de bijzondere veldwachter zowel overdag als ’s nachts opsporingen verrichten naar misdrijven tegen land- of boseigendommen.

De bijzondere veldwachter mag geen wapen van een derde gebruiken tijdens de uitoefening van zijn opdracht (bv. van een jager of sportschutter).

Het principe dat de bijzondere veldwachter, binnen zijn ambtsgebied, bij nacht een vuurwapen mag dragen, werd recent, impliciet maar overduidelijk, bevestigd door het Hof van Cassatie (Cass., 20.01.2015, P.13.2046.N/1).

Een bijzondere veldwachter werd vervolgd uit hoofde van, bij inbreuk op de wapenwet 2006 “zonder wettige reden vuurwapens gedragen te hebben zonder een wapenvergunning, namelijk als bijzondere wachter, drager van de uiterlijke kentekens, een vuurwapen ’s nachts gedragen te hebben buiten diens ambtsgebied” en “vuurwapens niet vervoerd te hebben ongeladen en verpakt in een afgesloten koffer, of …, namelijk een vuurwapen vervoerd te hebben op de achterbank met een patroon in de kamer en vier in de lader.”

Het gegeven dat de bijzondere veldwachter een vuurwapen mocht dragen, ’s nachts, binnen zijn ambtsgebied, stond niet ter discussie; het Openbaar Ministerie verwees naar art. 61 Veldwetboek, bepalend dat “in de gemeenten openbare instellingen en bijzondere personen het recht hebben om bijzondere veldwachters aan te stellen om hun vruchten en gewassen, de vruchten en gewassen van hun pachters of huurders en hun eigendom van welke aard ook te beschermen, alsmede om hun vis- en jachtterrein te bewaken. In hun benoemingsakte wordt de aard en de ligging van de goederen die onder hun bewaking staan, aangewezen.”

Het Openbaar Ministerie benadrukt dat in het verslag aan de Koning bij het Koninklijk Besluit van 8 januari 2006 uitdrukkelijk wordt aangehaald dat de wapendracht niet nutteloos mag worden gestimuleerd, omdat een bijzondere veldwachter immers te allen tijde bijstand kan vragen van politiemensen. Letterlijk overwoog het Openbaar Ministerie :

“Verder wordt in dit verslag gesteld dat art. 14 van het K.B. zo beperkt mogelijk dient te worden geïnterpreteerd. Deze principes zijn terug te vinden in het vereiste dat de bijzondere veldwachter zijn wapen slechts mag dragen “tijdens zijn dienst en wanneer hij – bijkomende voorwaarde – de verdelgingsactiviteiten (dit zijn bevoegdheden die door de gewestelijke overheid aan de bijzondere veldwachter worden toegekend) daadwerkelijk uitoefent.” De bijzondere veldwachter mag aldus slechts zijn wapen dragen indien aan beide cumulatieve voorwaarden, die restrictief dienen te worden geïnterpreteerd, is voldaan.

De opdracht van de bijzondere veldwachter bestaat erin toezicht te houden op het eerbiedigen van de geldende wetten en het opsporen van misdrijven binnen de grenzen van het gebied waarvoor hij is beëdigd. Het uitoefenen van de functie van bijzondere veldwachter is dus uitdrukkelijk verbonden met het concrete gebied waarvoor hij werd aangesteld.

Wanneer de bijzondere veldwachter zich buiten dit gebied begeeft, kan hij aldus de taken die samenhangen met zijn ambt niet uitoefenen en handelt hij bijgevolg niet “tijdens de uitvoering van zijn dienst”.”

In aansluiting op dit advies heeft het Hof van Cassatie geoordeeld dat uit de samenhang van de bepalingen van art. 61 Veldwetboek en art. 14 K.B. 8 januari 2006, volgt : “dat de bijzondere veldwachter slechts zijn dienst uitoefent en zijn geweer mag dragen binnen het gebied waarover hij werd aangesteld.”

De bijzondere veldwachter mag zijn wapen dus dragen, ook bij nacht, mits hij de hem toegekende bevoegdheden ook daadwerkelijk uitoefent, en met dien verstande dat één en ander restrictief dient te worden geïnterpreteerd. Daarbij heeft het Hof van Cassatie dus naar voor geschoven dat dit onder meer impliceert dat dit uitsluitend het geval is wanneer de bijzondere veldwachter zich binnen zijn ambtsgebied begeeft. Concreet heeft het Hof van Cassatie aldus geoordeeld dat het dragen van het wapen, bij nacht, buiten het aanstellingsgebied, heel concreet bij de verplaatsing van thuis naar het ambtsgebied, verboden is.

 

Bijlagen :
1. hvvconclusie_wapendracht BV_19122014
2. hvvarrest_wapendracht BV_20012015

Dit nieuwsartikel delen:
RSS feed