Naamgeving

Wetenschappelijk: Dama dama
Frans: Daim
Engels: Fallow deer
Duits: Damhirsch

Uiterlijk

Een volwassen damhert weegt ongeveer tachtig kilogram, een damhinde ongeveer zestig kilogram. De oorspronkelijke kleur is geelbruin met witte vlekken op de rug. In de winter is de kleur iets donkerder en zijn de vlekken minder duidelijk. Toch bestaan er, ook in het wild, verscheidene kleurvariëteiten: van totaal wit (al dan niet met rode ogen, wat albino genoemd wordt), tot izabelkleurig en zelfs volledig zwart.

Naast het vlekkenpatroon op de rug valt de vrij lange staart op, en bij de mannetjes, bokken genaamd, is er een duidelijk pluimvormig penseel ter hoogte van de penis, en vooral het schoffelvormige gewei. Bovendien hebben damherten een karakteristieke manier van voortbewegen, waarbij ze met alle vier de poten tegelijk omhoog lijken te springen.

Jonge damherten ontwikkelen in hun tweede levensjaar een onvertakt spiesergewei, dat ongeveer vijf tot vijftien centimeter hoog wordt. Het tweede gewei is doorgaans meer vertakt, vaak met acht enden, soms even en soms oneven. Vanaf de derde kop komt ook de schoffelvorming op gang.

Het karakteristieke gewei, dat het sterkst ontwikkeld is bij damherten van acht tot tien jaar oud, heeft aan beide stangen een oog en een middentak, met daarboven een brede, zijdelings afgeplatte schoffel met verschillende doornvormige punten. Dit gewei meet ongeveer zeventig centimeter in lengte en weegt zo’n 3,5 kilogram.

Oudere damherten zullen hun gewei in augustus vegen, terwijl jonge bokken nog tot eind september in bast kunnen zijn.

Voedsel

Net als veel andere soorten herten zijn damherten herbivoren, maar ze zijn niet kieskeurig als het gaat om hun dieet. Ze eten grassen, eikels en ander fruit dat door bomen wordt geproduceerd, bladeren, takjes en struikgewas. Ze nemen ook kruiden, scheuten en knoppen en zullen zelfs boomschors eten. Hun voorkeuren hangen af van wat beschikbaar is.

Biotoop

Het damhert kan gedijen in diverse habitats, zolang de vegetatie die ze eten er groeit. Ze gedijen het beste in oude bossen met voornamelijk loofbomen, vooral als deze bossen open plekken hebben. Damherten kunnen ook worden aangetroffen in gemengde bossen van loofbomen en naaldbomen, op graslanden en tussen struikgewas.

Voortplanting

Vanaf half oktober begint de bronsttijd, waarbij oudere damherten bronstplaatsen in het bos bezetten. Hier vertonen ze overdag een actief gedrag en laten ze hun kenmerkende bronstroep horen. Na een draagtijd van acht maanden zal de damhinde één kalfje ter wereld brengen, met zeldzame gevallen van tweelingen.

Gedrag

Damherten zijn nachtdieren en zijn het meest actief tussen kort na zonsondergang en zonsopgang. Gedurende die uren foerageren ze, zoeken ze naar voedsel of rusten ze uit. Mannetjesherten houden meestal afstand van elkaar, maar aan het einde van de zomer beginnen ze zich te verzamelen in kuddes van maximaal zes individuen. In de herfst, hun paartijd of bronst, mengen deze vrijgezellengroepen zich met kuddes bestaande uit vrouwtjes en jonge dieren.

De zintuigen van het damhert zijn behoorlijk scherp, en hun zicht is vooral goed ontwikkeld. Ze communiceren met elkaar door houdingen, vocalisaties en geuren.

Het hert gebruikt ook zijn lichaam om te communiceren. Een waakzame houding is een opgeheven hoofd en een stijf gehouden lichaam. Ze draven, galopperen en pronken ook, waarbij het dier hoog in de lucht springt op alle vier stijf gehouden poten. Net als bij witstaartherten heft het damhert zijn staart omhoog als het rent.

Omdat damherten prooi zijn voor veel carnivoren zijn ze erg waakzaam. Dit geldt vooral voor vrouwtjes met kalveren.

Populatie

Damherten komen hier van nature niet voor. Vaak gaat het bij ons dan ook om uitgebroken exemplaren.

Jacht

Gewone Jacht
Bijzondere Jacht
Bestrijding

Als jachtwild Damherten in ons land van weinig belang, omdat ze vrij zeldzaam zijn in het wild. De gewone jacht is geopend van 1 oktober tot en met 31 december. Bijzondere jacht is mogelijk doorheen de rest van het jaar.

De afschotcijfers van damhert zijn gestegen van 1 in 2009 naar 90 in 2022 volgens de gegevens van het INBO. Afschot gebeurt meestal tijdens aanzitjacht en in mindere mate bersjacht en drukjacht.

Dit nieuwsartikel delen:
RSS feed