Naamgeving
Wetenschappelijk: Nyctereutes procyonoides
Frans: Chien viverrin
Engels: Raccoon dog
Duits: Marderhund
Uiterlijk
De wasbeerhond heeft een vosachtig uiterlijk met een gedrongen lichaamsbouw en korte poten. De kop is breed met een spitse snuit en opvallende, donkere “maskerachtige” aftekeningen rond de ogen, wat hem een wasbeerachtig uiterlijk geeft. De vacht is dik en langharig, voornamelijk geelbruin tot grijs met zwarte en witte accenten. De staart is bossig en gemiddeld 15-25 cm lang. De kop-romplengte varieert van 50-70 cm, en het gewicht schommelt tussen de 4 en 10 kg, afhankelijk van het seizoen.
Voedsel
De wasbeerhond is een alleseter en opportunistisch in zijn dieet. Hij eet kleine dieren zoals knaagdieren, amfibieën, vogels en insecten, maar ook aas en plantaardig voedsel zoals bessen, vruchten en zaden. In de buurt van menselijke nederzettingen voedt hij zich soms met afval. Tijdens de herfst legt hij vetreserves aan voor de winter.
Biotoop
Oorspronkelijk afkomstig uit Oost-Azië, heeft de wasbeerhond zich door introducties verspreid over grote delen van Europa. Hij leeft in vochtige bossen, rietvelden, moerassen en landbouwgebieden met voldoende dekking. In tegenstelling tot de wasbeer mijdt hij sterk verstedelijkte gebieden. Hij nestelt zich vaak in holen van dassen of vossen, maar kan ook zelf holtes graven.
Voortplanting
De paartijd valt tussen februari en april. Na een draagtijd van 59-64 dagen worden gemiddeld 6-8 jongen geboren. Beide ouders zorgen voor de jongen, die na ongeveer 4 maanden zelfstandig worden. De wasbeerhond is monogaam en leeft vaak in paartjes. Na een jaar zijn de jongen geslachtsrijp. In het wild worden ze meestal 3-4 jaar oud, maar in gevangenschap kunnen ze tot 11 jaar leven.
Gedrag
Wasbeerhonden zijn voornamelijk schemer- en nachtactief. Ze zijn solitair of leven in koppels en vermijden menselijke nabijheid. In de winter houden ze als enige hondachtige een vorm van winterslaap, waarbij ze bij strenge kou hun activiteit sterk verminderen.
Populatie
De wasbeerhond heeft zich sinds de 20e eeuw sterk uitgebreid in Europa en komt nu voor in grote delen van Duitsland, Oost-Europa en Scandinavië. De soort is niet gevestigd in Vlaanderen. Er zijn slechts enkele accidentele waarnemingen, zonder blijkelijke voortplanting.