Naamgeving
Wetenschappelijk: Ovis orientalis
Frans: Mouflon
Engels: Mouflon
Duits: Mufflon
Uiterlijk
De moeflon, het kleinste wilde schaap in Europa, onderscheidt zich door zijn haarkleed in plaats van wol. Deze dieren zijn oorspronkelijk afkomstig van de ruige, rotsachtige eilanden Sardinië en Corsica. In de jaren 1950 werden ze geïntroduceerd in België, voornamelijk in Wallonië.
Volwassen rammen wegen tussen de 35 en 55 kg na ontweiding, terwijl volwassen ooien tussen de 24 en 40 kg wegen. Mannetjes bereiken een lengte van 120-130 cm en een hoogte van 75-80 cm. De moeflon ondergaat een wisseling van haarvacht van zomer naar winter in augustus-september en van winter naar zomer in maart-april-juni. De zomervacht heeft een roodbruine tint met een vage zadelvlek, terwijl de wintervacht zwartbruin is met een opvallende witte zadelvlek.
Bij mannetjes ontwikkelen de grote, gedraaide hoorns zich ongeveer vier weken na de geboorte en groeien gedurende drie tot vijf maanden. De hoorns kunnen variëren in vorm en lengte, maar kunnen wel tot 85 cm lang worden. Tijdens de bronsttijd van oktober tot november spelen de hoorns een cruciale rol, aangezien de rammen vechten om de gunst van de vrouwtjes. Ze stoten hun koppen tegen elkaar en kunnen zelfs rennen en springen om indruk te maken.
De moeflon is een herkauwer en blijft zijn hele leven hoorns behouden. De leeftijd van de ram kan worden afgeleid aan de hand van het aantal jaarringen op de hoorns. Deze fascinerende schapen zijn aangepast aan diverse omgevingen en vertonen interessante gedragingen tijdens het paren en de competitie om partners.
Een mannelijk dier wordt een ram genoemd, een vrouwelijk dier een ooi en een jong dier een lam.
Voedsel
De moeflon is niet veeleisend als het gaat om de kwaliteit van zijn voedselbronnen. De moeflon gedijt met eenvoudige kost zoals gras, mossen, heide, verschraalde flora en bladeren, en waardeert wildweiden in bosrijke gebieden.
Biotoop
Bosgebieden met steile steenslagrijke rotsformaties om de klauwen te doen afslijten en weilanden.
Voortplanting
De moeflon gaat in de bronstperiode van november tot december. Een ooi draagt vijf maanden lang. De werptijd valt in maart, april en mei. Meestal krijgt ze één lam, maar soms komen er ook twee ter wereld.
Gedrag
Moeflons vertoeven in roedels, waarbij de rammen en de ooien apart zijn ondergebracht. Ze zijn vrij terughoudend en hechten sterk aan hun groep. De moeflon komt goed overeen met andere hoefdieren, zoals herten, reeën, damherten en everzwijnen. Wanneer er gevaar dreigt, laten ze een waarschuwend gestamp of getrommel met hun voorpoten horen.
Populatie
Op dit moment komt de moeflon niet in het wild voor in Vlaanderen, terwijl er in Wallonië lokale populaties zijn ontstaan als gevolg van introductie.