Naamgeving
Wetenschappelijk: Alopochen aegyptiaca
Frans: ouette d’Égypte
Engels: Egyptian goose
Duits: Nilgans
Uiterlijk
Nijlganzen hebben een lange nek, lange roze poten, een roze snavel en bruine oogvlekken die elk oog omringen en doorlopen naar de snavel. De basiskleur is beige met rosbruine vleugels en een donkerdere staart. Ze hebben een bruine vlek in het midden van de borst. De onderkant van de vleugels is wit.
Nijlganzen hebben een hoogte van 63 tot 73 cm en kunnen wegen tussen 1,5 en 2,3 kg. De spanwijdte van de vleugels is vrij groot en gemiddeld 38 cm.
Het onderscheiden van mannetjes en vrouwtjes kan een uitdaging zijn. De vrouwtjes zijn kleiner dan de mannetjes, maar verder zien beide geslachten er hetzelfde uit.
Voedsel
De Nijlgans eet voornamelijk plantaardig materiaal, maar een kleine hoeveelheid klein dierlijk voedsel is niet uitgesloten.
Biotoop
Nijlganzen zijn vooral te vinden op weilanden, graslanden en landbouwgebieden. Op het water brengen ze de meeste tijd door op rivieren, beken, meren en vijvers.
Voortplanting
Nijlganzen zien een broedpiek van eind maart tot eind mei. Nestlocaties liggen meestal in de buurt van water ter beschutting tegen grondpredatoren en in de buurt van grasland voor de foerageergelegenheden. De nesten zijn gemaakt van veren en plantmateriaal en bevinden zich in dichte vegetatie, holen of gewoon op de grond. Er worden 6 tot 9 eieren gelegd, die 28 tot 30 dagen worden bebroed. De jongen vliegen uit na ongeveer 70 dagen. Op tweejarige leeftijd zijn de jonge Nijlganzen geslachtsrijp.
Gedrag
Nijlganzen blijven het hele jaar door bij elkaar in kleine groepen, voornamelijk omdat ze zichzelf in groep beter kunnen beschermen. De ganzen leven in paren tijdens het broedseizoen, maar verder blijven ze in hun groepen. Hoewel ze voornamelijk plaatsgebonden zijn, verhuizen ze naar een ander waterlichaam als er een periode van droogte optreedt in hun huidige leefgebied. Ze kunnen overdag van het water afdwalen op zoek naar voedsel in de graslanden of landbouwvelden. ‘s Nachts keren ze altijd terug naar het water. De ganzen vestigen zich meestal hun hele leven op één vijver, meer, beek of rivier, tenzij er te veel predatoren naar het gebied komen of droogte optreedt.
De soort gedraagt zich vaak agressief tegenover inheemse broedvogels en kan, wanneer ze in grote aantallen voorkomt, schade toebrengen aan vegetaties en gewassen.
Populatie
De Nijlgans kent zijn oorsprong in Afrika (ten zuiden van de Sahara) maar is al decennialang een wijdverspreide exotische broedvogel in Vlaanderen. Ondanks de inspanningen om de soort te controleren via afvangst, prikken van eieren en jacht blijkt uit de ABV-tellingen en de zomerganzentellingen dat Nijlgans nog steeds toeneemt in Vlaanderen. Die toename vertaalt zich in Limburg in een stijging van 73 broedparen in 2006 tot 105 in 2018. Aan de Oostkust is er een stabilisatie rond 40 paren.