Naamgeving
Wetenschappelijk: Anser anser
Frans: Oie cendrée
Engels: Greylag Goose
Duits: Graugans
Uiterlijk
De grauwe gans vertoont zich als onze grootste ganzensoort, gekenmerkt door een forse, volledig oranjeroze snavel en stevige, dof roze poten. Deze gans vertoont zeer lichte bovendelen, vooral op de vleugels, waarbij de dekveren vrijwel geheel een lichtgrijze tint aannemen. De onderdelen, hals en kop vertonen eveneens een lichtere kleur in vergelijking met andere ganzensoorten. Tijdens het vliegen valt de opvallend lichte voorvleugel direct op, samen met de kenmerkende tweekleurige ondervleugel.
Voedsel
Een grauwe gans vereist dagelijks ongeveer 500 gram vers gras. Het dieet varieert per seizoen, afhankelijk van de beschikbaarheid van plantaardig voedsel. In de winter zijn ondergrondse zetmeelrijke plantendelen zoals knollen, wortels en wortelstokken van planten. Dit wordt aangevuld met grassen, wintergranen en kwelderplanten. In het voorjaar zijn groene delen van grassen, riet en granen essentieel, gevolgd door graszaden uit aren. Tijdens de groeifase eten zowel ouders als kuikens eiwitrijke, korte grasvegetaties. In de ruiperiode blijft dit eiwitrijke dieet belangrijk. In het najaar foerageren ze op oogstresten zoals aardappelen, bieten en granen.
Biotoop
De grauwe gans broedt in moerassen, plassen of rivieren die grenzen aan grasland. Tijdens de wintermaanden begeeft hij zich naar uitgestrekte open gebieden zoals graslanden, schorren en akkers.
Voortplanting
Grauwe ganzen broeden op de grond, vaak verscholen onder dichte vegetatie, bomen, struiken, of rietkragen, bij voorkeur nabij grote wateroppervlakken. Ze zoeken nestplekken op eilanden, moeilijk toegankelijke plaatsen voor predatoren of in kolonies. Nesten worden hergebruikt en bestaan uit dons dat de eieren bedekt wanneer het nest wordt verlaten. Het gemiddelde nest bevat 5-7 eieren, maar soms zijn grotere nesten met 20-36 eieren waargenomen. Bij verstoring of verlies van een broedsel kan een vervangnest gemaakt worden. De broedduur is ongeveer 27-28 dagen, waarbij het eerste ei gemiddeld 34 dagen in het nest ligt voordat het uitkomt.
Kuikens komen uit het ei tussen half maart en begin juni. Ze eten met hun ouders in grasrijke gebieden bij open water om te ontsnappen aan roofdieren. Jongen en vogels in de rui kunnen lange afstanden afleggen naar goede opgroeigebieden, soms meer dan 10 km. Jonge vogels leren vliegen na 50-60 dagen en blijven meestal bij hun ouders tijdens de eerste herfst en winter.
Voorplanting komt voor vanaf een leeftijd van 3 jaar, soms al vanaf 2 jaar.
Gedrag
Grauwe ganzen zijn bekend om hun migratiegedrag. Noordelijke broedpopulaties migreren tijdens de winter naar zuidelijkere gebieden, zoals Zuid-Spanje en Noord-Afrika. Zuidelijke populaties, zoals die in Vlaanderen, zijn vaak standvogels en blijven het hele jaar door in hun broedgebieden.
Grauwe ganzen zijn sociale vogels en leven meestal in groepen, vooral tijdens migratieperiodes. Ze vormen vaak familiegroepen en vertonen een hiërarchische structuur binnen de groep.
Tijdens het broedseizoen kunnen grauwe ganzen territoriaal gedrag vertonen om hun nesten en jongen te beschermen tegen indringers. Dit kan leiden tot agressief gedrag jegens andere vogels of dieren die te dichtbij komen.
Populatie
De grauwe gans is een van de meest succesvolle broedvogels in Vlaanderen. De Vlaamse broedgebieden markeren de zuidgrens van een uitgestrekt Noordwest-Europees broedgebied, dat zich uitstrekt van Noorwegen tot de Lage Landen. Terwijl noordelijke broedvogels ‘s winters naar het zuiden migreren, blijven zuidelijke populaties, waaronder die in Vlaanderen, meestal op hun plek. Een groeiend aantal grauwe ganzen in Vlaanderen blijft gedurende het hele jaar, wat ze “overzomerende” ganzen noemen. De populatie grauwe ganzen is de afgelopen decennia zowel in Europa als in Vlaanderen sterk toegenomen. Hierdoor zijn schade aan landbouwgewassen en overbegrazing van zeldzame water- en oevervegetatie een groeiend probleem geworden. Jagers kunnen een belangrijke rol spelen in het beheer van deze soort.