Naamgeving
Wetenschappelijk: Procyon lotor
Frans: Raton laveur
Engels: Raccoon
Duits: Waschbär
Uiterlijk
De wasbeer heeft een herkenbare brede kop met grote ogen en een puntige snuit. Het opvallende zwarte masker rond de ogen contrasteert sterk met de (bijna) witte randen eromheen, die zich uitstrekken van de snuit over de wangen tot aan de wenkbrauwen. De randen van de oorschelpen zijn grijsachtig wit. De vacht is meestal grijs, maar kan roodachtig of bijna zwart zijn. De flanken en poten zijn lichter van kleur. De staart, met 5-7 lichtere ringen, kan vet opslaan voor winterse omstandigheden. De wasbeer heeft een gedrongen lichaamsbouw, lange poten en een kop-romplengte van 60-95 cm. Hij weegt gemiddeld 6 kg en heeft een staartlengte van 20-40 cm.
Voedsel
De wasbeer is een opportunistische omnivoor. Hij eet kleine dieren zoals wormen, rivierkreeften, amfibieën, hagedissen, vissen, insectenlarven en zelfs slangen. Ook leegt hij vogelnesten en eet hij eieren en jongen, en consumeert hij vruchten, bessen, maïs, aardappels, noten en granen. Daarnaast staat aas en eetbaar afval op het menu.
Biotoop
Het oorspronkelijke habitat van de wasbeer omvatte oude waterrijke loofbossen, zoals moeras- en ooibossen. Tijdens de 20e eeuw heeft hij zich echter aangepast aan diverse biotopen, waaronder open gebieden, moerassen, kusten, bergen tot 2500 meter hoogte en verstedelijkt terrein. De wasbeer volgt de menselijke cultuur: hij gebruikt diverse structuren als rust- en nestplek, zoals schuren, zolders, schoorstenen, en meer. Hij bezoekt ook fruitboomgaarden, composthopen, afvalplaatsen, picknickplekken en vuilcontainers. Hoewel wasberen in stedelijke gebieden hoge dichtheden kunnen bereiken, zijn ze afwezig of zeldzaam in dichtbevolkte gebieden met weinig groen. Boomloze vlakten worden gemeden, terwijl in agrarische zones vooral bosranden en houtwallen worden benut.
Voortplanting
De paartijd loopt van januari tot begin maart, met piekactiviteit in februari. Na 60-73 dagen draagtijd worden meestal 4-5 jongen (soms 1-8) geboren van maart tot mei. Zomerse geboorten zijn mogelijk na vroegtijdig nestverlies. Jongen blijven meestal tot de herfst bij hun moeder, soms zelfs de winter bij schaarste aan schuilplekken. Jongen zijn na een jaar geslachtsrijp en volwassen na 3 jaar. Vrouwtjes blijven vaak in hun geboortegebied, mannetjes zwerven uit. Wasberen hebben een polygynie voortplantingsstrategie. Mannetjes kunnen territoriaal zijn. In het wild worden ze doorgaans niet ouder dan 5 jaar, maar maximaal 10-12 jaar.
Gedrag
Wasberen zijn solitair of leven in kleine familiegroepen. Ze zijn voornamelijk ‘s nachts actief, soms overdag en vaak bij schemering. Ze gebruiken diverse verblijfplaatsen. Hoewel ze geen echte winterslaap houden, worden ze inactief bij slecht of koud weer. Ze komen tevoorschijn bij zonnig weer, wat een winterrust wordt genoemd. Normaal gesproken zijn wasberen schuw, maar ze kunnen in menselijke omgevingen brutaal worden. Ze verschijnen vaak in voorsteden, boerderijen en parken, waar ze vuilnisbakken doorzoeken, pluimveehokken binnendringen en gewassen plunderen.
In natuurlijke omstandigheden kunnen ongeveer 2-4 wasberen per km² leven. In stedelijke gebieden kan dit oplopen tot wel 50 exemplaren per km².
Wasberen zijn vooral ‘s nachts actief en moeilijk te spotten. Ze zijn herkenbaar aan hun pootafdrukken, vergelijkbaar met kleine menselijke handafdrukken. Een voorpootafdruk is ongeveer 5 cm lang, met wijd uitgespreide tenen. Verwarring met muskusratten is mogelijk, maar die sporen zijn kleiner (3 cm) en tonen vaak een sleepspoor van de staart, met kortere duimpjes aan de voorpoten.
Populatie
In Vlaanderen wordt de wasbeer steeds vaker waargenomen. Vanwege een gebrek aan specifieke monitoring is de huidige (meta)status en populatietrends niet volledig begrepen.