De opwarming van de aarde, streven naar een diversere achterban, de impact van technologie: welke uitdagingen staan de jachtsector de komende twintig jaar nog te wachten? Een vooruitblik.

Hubertus Vereniging Vlaanderen kan buigen op twintig jaar ervaring. Geen overbodige luxe, zeker omdat de jachtsector voor een aantal belangrijke uitdagingen staat. Een verjaardagseditie die het verleden huldigt, is misschien daarom bij uitstek de plek om meteen ook vooruit te kijken. Naar wat nog allemaal komt. En dat is niet gering.

Impact technologie 

Waar de jager-verzamelaar nog een stok met een scherpe punt gebruikte om zijn prooi te verschalken, daar kan de moderne wildbeheerder beroep doen op allerlei vernuftige gadgets, zoals apps, elektronische afstandsmeters, vuurwapens en richtkijkers die op lange afstand en met precisie een dier kunnen strekken. En aan die evolutie van steeds beter en steeds accurater materiaal lijkt ook niet meteen een einde te komen, want producenten van jachtartikelen zetten meer dan ooit in op wetenschappelijk onderzoek, om de resultaten daarvan te integreren in het vormgevingsproces. Concurrentie drijft die vooruitgang.

De inzet van nieuwe tools verandert langzaam maar zeker de jachtpraktijk. Drones laten toe om in sneltempo grote gebieden vanuit de lucht uit te kammen, en om de staanplaats van kuddes en individuele dieren tot op de centimeter te bepalen. En als ooit warmterichtkijkers worden toegestaan, kunnen dieren zich nog moeilijk verstoppen in het donker van de nacht.

Dat werpt een fundamentele vraag op: wordt jagen in de toekomst, net door die technische overmacht, niet te makkelijk? Krijgt het wild nog een faire kans om te ontsnappen, als elk voordeel in de natuur gecounterd wordt door een menselijke uitvinding?

Volgens de Spaanse filosoof José Ortega y Gasset, die een eeuw geleden al over het fenomeen nadacht, wordt – indien die vraag bewaarheid wordt – een essentieel kenmerk van de jacht overtreden. Want de strijd tussen mens en dier kenmerkt zich door ‘een nauwkeurige grens’ – en dat is waar de jacht ophoudt jacht te zijn, schrijft hij: ‘precies daar waar de mens zijn onmetelijke technische, dat wil zeggen verstandelijke superioriteit boven het onnozele dier de vrije teugel laat’. En die grens moet de jager bewaken, zegt Ortega, want als de jager zichzelf niet meer in toom houdt in al zijn creativiteit, dan gaat het niet langer om wildbeheer en een eerlijke strijd met eerlijke kansen, maar om ‘louter slachting en vernietiging’ – een moreel problematische houding, die te laken valt.

Versterken maatschappelijk draagvlak

Moet de politiek de jacht verbieden? Die vraag lag voor in de enquête die Hubertus Vereniging Vlaanderen in 2018 liet uitvoeren door meer dan 2.000 Vlamingen. Wie enkel de media volgt, waar jacht op weinig sympathie kan rekenen, zou spontaan vermoeden dat het aantal tegenstanders van de praktijk hoog tot torenhoog ligt. Maar dat blijkt niet uit de cijfers: slechts 17 procent wil de jacht afschaffen. Opvallender nog: 40 procent in de peiling antwoordde op de vraag zelfs ‘neen’ – en zei daarmee eigenlijk: jacht maakt integraal deel uit van de Vlaamse cultuur. Dat is een hoopgevend signaal, maar mag niet verdoezelen dat het maatschappelijke draagvlak wel degelijk onder druk staat, en snel kan instorten. Dus moet de sector – lees: iedere jager afzonderlijk blijven proberen om de mensen te overtuigen van het nut van de jacht voor de samenleving en voor het in stand houden van de lokale fauna en flora. En al zeker nu een aantal politieke partijen aan de macht zijn die jacht als beheerpraktijk niet meer van deze tijd vinden.

Dat overtuigen kan op verschillende manieren: door als lokale jachtgroep meer te communiceren in de lokale media, door als sector accurate en wetenschappelijk gevalideerde data te verzamelen, door op sociale media het beheerverhaal in alle genuanceerd uit te leggen, door in de dagelijkse contacten hoffelijkheid aan de dag te leggen (temeer omdat de publieke opinie sowieso weinig moet weten van vuurwapens), en door – vooral, en vooreerst, en te allen tijde – de wet te volgen. Indien de sector die inspanningen laakt en het enkel houdt bij een defensieve strategie, bestaat het gevaar dat jacht afglijdt naar enkel nog een utilitaire vorm van bestrijding of een goedkope manier voor de overheid om wildschade te voorkomen, terwijl het wezenlijk gaat om een levensstijl, geïnspireerd en gemotiveerd door een diepere verbinding met de natuur.

Opwarming van de aarde

Een zomer lijkt tegenwoordig op een najaarse herfst. Winters lijken pas echt te beginnen in februari. En de lente tekent soms kortstondige maar ongeziene temperaturen van dertig graden of meer op. Wie nog moest twijfelen: de opwarming van de aarde veegt alle klimatologische zekerheden van tafel, en dat zal onvermijdelijk ook (lokaal) een impact hebben op het wildbestand in Vlaanderen. Langere aanhoudende regens in het voorjaar betekenen doorgaans meer natte en dode kuikens, dus een geringer afschot van bijvoorbeeld patrijs en fazant. Milde temperaturen tijdens november, december, januari zorgen dan weer voor een grotere overlevingskans van zwakke borelingen bij evers, wat de populatie in Vlaanderen sneller doet groeien.

Ook het algemeen warmere klimaat kan ervoor zorgen dat bepaalde invasieve exoten beter beginnen te gedijen in het nochtans koelere noorden. Zo werd een tijd terug voor het eerst een broedsel van een roodwangschildpad ontdekt – eieren ervan komen pas uit boven een bepaalde temperatuur. Tot voor kort was dat nooit eerder voorgevallen.

Vraag is dus: hoe zal de jager daarop reageren, en ook de jachtwetgeving? Want die moet mee-evolueren met de praktijk in het veld.

Verjonging WBE-besturen 

De jachtsector vergrijst. Wie naar de samenstelling van de gemeenschap kijkt, ziet een omgekeerde curve, met de 55-plussers als grootste categorie, en met de jongeren als wankele basis. Dat betekent – logischerwijs – dat vooral de ouderen het zeel naar zich toe trekken. Als in: ze bestieren de meeste bestuursfuncties, en ze bepalen het beleid. Op zich hoeft dat geen probleem te vormen, temeer omdat jongeren vaak hun tijd nog moeten opdelen met een gezin en een professionele carrière – andere en duidelijke prioriteiten. Maar die oververtegenwoordiging vormt wel een probleem wanneer de jeugd op een muur van onbegrip stuit, en nergens binnen raakt. En toegegeven, niet alle maar sommige wildbeheereenheden en sommige jachtrechthouders houden effectief de deur op slot, bang voor nieuwe invloeden of een verlies aan jachtmogelijkheden. Maar die attitude verdwijnt best in de toekomst, zeker omdat WBE-besturen hoe langer hoe meer de functies niet meer opgevuld krijgen, en voorzitters en secretarissen soms dik tegen hun zin blijven zitten door een gebrek aan opvolgers. Voordeel ook van het laten doorstromen van jongeren? Met een nieuwe lichting komt, naast een vat ongebreidelde energie en technische computerkunde, ook geüpdatet kennis van wetgeving, veiligheid, biologie – niet onhandig in een snel veranderende wereld, en een Vlaamse overheid die volop de kaart trekt van de digitalisering.

Rol WBE herdefiniëren

Een wildbeheereenheid lijkt vandaag vooral een administratieve eenheid, met een paar praktische voordelen zoals het mogen jagen op patrijzen en reeën, en af en toe een ledenactiviteit genre een kleiduifschieting of een lezing. Maar de vraag luidt: moet het daarbij blijven? Antwoord: neen – het mag gerust iets meer zijn. Wildbeheereenheden kunnen in principe uitgroeien tot organisaties met volheid van bevoegdheden, en sterker (als in: meer gestroomlijnd) hun stempel drukken op de jachtpraktijk.

Wat kan bijvoorbeeld allemaal wanneer de wetgever wil evolueren in die richting? Geef WBE-besturen, om te beginnen meer macht over de uitvoer van het planmatige wildbeheer en het beslissingsrecht om af te wijken van de periode om te jagen – om bijvoorbeeld bepaalde wildsoorten een seizoen te sparen na een erbarmelijke lente en zomer, en dat voor het volledige werkingsgebied. Geef WBE-besturen daarnaast de tools om leden effectief te straffen bij het overtreden van het huishoudelijk reglement en de Vlaamse jachtwetgeving. En daaraan gekoppeld: moet niet elke jager verplicht worden om in te stappen in een wildbeheereenheid? Want alleen zo kan een WBE effectief ingrijpen bij burenruzies, bij een bedenkelijk beheer dat iedereen negatief impacteert (zeker als de Vlaamse Natuurinspectie langskomt), en bij nood aan (administratieve, praktische of wettelijke) hulp?

Voor alle duidelijkheid: dat zijn open vragen, geen officiële standpunten van Hubertus Vereniging Vlaanderen, maar minstens wel een debat waard.

Een diverse achterban

Vlaanderen van vijftig, zestig jaar geleden lijkt qua bevolking al lang niet meer op het Vlaanderen van nu. Ook de maatschappelijke positie van bepaalde groepen wijzigde mettertijd. En het grotere debat over meerlagige identiteit, dat losbarstte aan het begin van deze eeuw, bewijst dat mensen telkens nieuwe vormen vinden om zich te uiten en zich te laten definiëren.

Elke sector – van cultuur tot sport, van de arbeidsmarkt tot het politieke en universitaire wezen – zocht sindsdien naar manieren om die verschillende evoluties te vatten in de eigen structuren, de eigen organen en het eigen beleid. Dat ging met vallen en opstaan, en feitelijk loopt die oefening nog steeds (meer nog: ze zal ook nooit eindigen of culmineren in een eindpunt – want niets zo onvoorspelbaar en zo vloeibaar als de menselijke geest).

Helaas, op dat vlak miste de jachtsector de boot. Te lang bleef de jagerij als gemeenschap gesloten voor de maatschappelijke eis naar diversifiëring. En dat toont zich ondubbelzinnig in de cijfers. Hoewel het aantal lichtjes stijgt is slechts vier procent van de jagers vrouw, jongeren doen het met dertien procent iets beter maar ook nog niet super, en komen al helemaal niet in de statistieken voor: Vlamingen met buitenlandse roots, en personen met een beperking.

Werken aan een maatschappelijk draagvlak, werken aan een uitbreiding van het ledenbestand in de breedte, betekent daarom ook concrete stappen ondernemen om die groepen te vinden én structureel te betrekken in de werking. De jachtsector kan die uitdaging niet langer uit de weg gaan.

Samenwerken andere sectoren

Tot spijt van wie het benijdt, maar de toekomst van de jachtsector ligt in samenwerken. In écht samenwerken. In het effectief doen. En niet in louter het aankondigen ervan of in het formuleren van intenties in die richting. Zeker omdat de strijd om het buitengebied (met steeds meer belangengroepen om steeds minder ruimte) alsmaar feller dreigt te worden. Her en der zijn mooie voorbeelden te vinden van jachtgroepen die overleg plegen met bijvoorbeeld de lokale afdeling van Natuurpunt of andere natuurverenigingen – maar dat moet globaler, grootschaliger, moet niet de uitzondering maar de regel worden. Vaak komt het daarbij neer op goede en duidelijke afspraken maken, vertrouwen krijgen in elkaar, en simpelweg ervaring opdoen.

Mentaliteitswijziging

Vroeger is vroeger. Nu is nu. Wat twintig, dertig jaar geleden nog mocht, is vandaag verboden of maatschappelijk al lang niet meer aanvaard. Zoals, bijvoorbeeld, het uitzetten van wildpopulaties. Toch gebeurt het nog, zo bleek afgelopen jaar uit verschillende mediaberichten, waarbij jagers tegen de lamp liepen nadat de Vlaamse Natuurinspectie hen op heterdaad had betrapt. Die mentaliteit moet er uit. Want uitzettingen leiden niet alleen tot zwakkere populaties in het jachtrevier, met elk krantenartikel dat verschijnt komt het draagvlak voor wildbeheer onder druk te staan. Daarom: het moderne jachtgebeuren zal weidelijk zijn, of zal niet zijn. Zal wettelijk zijn, of zal niet zijn. Zo eenvoudig liggen de kaarten. En dat geldt niet alleen voor het illegaal uitzetten van dieren, maar ook wat het gebruik van klemmen en gif betreft, de soms schofterige omgang met omstanders, en het schieten van huisdieren – gedrag dat (terecht) vaak onderwerp van debat en hoon vormen op sociale media en dat de jachtsector op een (al te) makkelijke manier kwetsbaar maakt voor haar criticasters.

Dit nieuwsartikel delen:
RSS feed