Joachim Mergeay, de INBO-wetenschapper die genetisch materiaal van wilde patrijzen verzamelt, waarschuwt voor het uitzetten van gekweekte exemplaren. ‘Mogelijk dat na enkele generaties lokale populaties helemaal verzwakken, en zelfs verdwijnen.’

Samen met Miel Cnuts, de nieuwe HVV-expert voor patrijzen, bezocht Joachim Mergeay midden april de wildbeheereenheid De Vlaamse Ardennen, in Oost-Vlaanderen. Doel? Wilde patrijzen vangen en na het verzamelen van DNA-materiaal weer vrijlaten, en achteraf de lokale jagers danken voor hun medewerking. ‘In een robuust ecosysteem kan in mijn ogen duurzame jacht op patrijs blijven bestaan’, zegt hij daarna in een telefonisch interview met Hubertus Vereniging Vlaanderen.

Voor alle duidelijkheid: waar kwam het idee vandaan om DNA-stalen te verzamelen? Was dat enkel een verplichting van de Vlaamse overheid?

Zuhal Demir, als minister bevoegd voor jacht, wil inderdaad een methodologie ontwikkelen om echt wild van uitgezet wild te kunnen onderscheiden, in het kader van het handhavingsdecreet. Vandaar de idee om een soort staalkaart te maken, met genetisch materiaal verzameld van het aanwezige wild in verschillende gebieden in Vlaanderen. Dat maakt het makkelijker om verdachte stalen later met elkaar te vergelijken. Maar omdat de vraag van de overheid redelijk laat kwam – ergens eind oktober, met nog twee weken jacht op de patrijs open, te weinig om voldoende teentjes te verzamelen – kwam de idee om zelf vangsten te organiseren in de periode van februari tot april.

Dus toch enkel op vraag van de overheid?

Neen. Want ook aan de Gentse universiteit loopt een gelijksoortig onderzoek naar houtduif en patrijs. Onderzoekers willen te weten komen of de leeromgeving van een vogel impact heeft op het latere leven van het dier? Concreet: foerageert een uitgezet dier op een andere wijze dan een natuurlijk exemplaar? Welke van de twee bezit op termijn de beste overlevingskansen? Het materiaal van INBO kan dat verhelderen.

Wat hoopt INBO op zijn beurt te onderzoeken?

INBO wil de impact onderzoeken van uitgezette exemplaren op wilde populaties. Gekweekte patrijzen leggen makkelijk dertig tot soms vijftig eieren, en worden machinaal uitgebroed. In het wild is dat aantal veel lager, met een gemiddelde van vijftien stuks. INBO wil nagaan in welke mate dat verschil in grootte van broedsel erfelijk is. Stel je voor dat een uitgezette patrijs kruist met een wilde, en zo’n hen legt veel meer eieren dan ze kan uitbroeden, welnu, dat verlaagt haar overlevingskansen weer drastisch.

Er zijn ook andere mogelijke nadelen: gekweekte patrijzen moeten veel toleranter zijn voor stress en verstoring, en hebben daardoor misschien een minder goed ontwikkelde vluchtreactie naar predatoren. Ook kan er genetische aanpassing ontstaan aan een ander dieet in kweek, dat opname van voedingsstoffen in het wild kan beïnvloeden. Kortom, op die manier zou een populatie op enkele generaties helemaal verzwakt raken en zelf vernietigd worden.

Straf

Inderdaad. Ik vind dat voor jagers misschien nog de belangrijkste reden om te stoppen met het illegaal lossen van patrijzen. Beter op een wetenschappelijk onderbouwde manier de sector overtuigen, dan te verwijzen naar een minister die vindt dat het niet mag en daarom een controletool bedacht.

Je bent verschillende malen op pad geweest, samen met lokale jachtrechthouders. Hoeveel patrijzen heb je gevangen voor het project?

169, waarvan het merendeel jonge haantjes, te herkennen aan de slijtage van de veren. Ofwel overdag gevangen met een slagnet, ofwel bij schemer met een mistnet. De dieren werden gelokt met het afgespeelde geluid van een hen – sommige beestjes kwamen wanhopig toegestormd, want nog op zoek naar een partner. Met een naaldje in de poot werd vervolgens één druppel bloed geprikt. Na de nodige zorgen en na het ringen werden de dieren vrijgelaten – en dat allemaal in een paar minuten tijd.

Zorgden de acties niet voor extra verstoring van de patrijzenpopulaties?

Heel weinig. Want het vangmateriaal werd aan de rand van de akkers opgesteld, zonder de velden en leefgebieden te moeten doorkruisen.

Bovendien, door de lokroep kwamen de vogels naar ons, en niet omgekeerd. De ploeg ving ook zelden meer dan twee of drie patrijzen per locatie.

Zal je, na het analyseren van alle stalen, kunnen zeggen wie wel en wie niet patrijzen uitzet?

Neen. Ik zal op het einde niet kunnen zeggen: zoveel procent van de jachtgroepen doet het. In de eerste plaats wil ik de stalen gebruiken om een methodologie te ontwikkelen, om uitgezet van echt wild te kunnen onderscheiden. De vangacties van afgelopen maanden dienden om de natuurlijke populaties in kaart te brengen. Wat commercieel gekweekte patrijzen betreft, is het redelijk eenvoudig om te achterhalen van waar de dieren komen, aangezien het merendeel van de uitzettingen afkomstig zijn van een klein aantal Europese kwekers, die jaarlijks miljoenen dieren verkopen. Overigens bots ik ook tegen enkele grenzen aan. Letterlijk bijna. Als ik aan de taalgrens uitgezette patrijzen ontdek, betekent dat niet automatisch dat Vlaamse jagers de wetgeving overtreden – want vrijlaten mag nog steeds in Wallonië.

Veel jagers stonden aanvankelijk kritisch tegenover het project. Maar eenmaal mee op pad veranderde dat gevoel, zo bleek uit verschillende getuigenissen nadien. Hoe verklaar je die omslag?

Omdat zowel de jagers als de wetenschappers van INBO dezelfde passie voor de natuur delen, en dat zorgt voor wederzijds respect. Rechtstreeks contact helpt ook om beter uit te leggen wat exact de doelstellingen en de meerwaarde van het project zijn, ook en vooral voor de wildbeheersector. Hopelijk maakten de ontmoetingen tevens duidelijk dat INBO louter wetenschappelijke ambities koestert, geen politieke. INBO is geen belangengroep.

Moeten wildbeheereenheden waar afwijkend DNA werd gevonden, vrezen voor een bezoekje van de Vlaams natuurinspectie?

Geen idee. Maar in de toekomst zal de Vlaamse Natuurinspectie allicht wel steekproefgewijs meegaan op een jachtdag en stalen afnemen van geschoten patrijzen – en die vervolgens vergelijken met het DNA in de databank. Maar dat is een keuze van het beleid. Die beslissing neemt het INBO niet. Ik ga ook niet zeggen wat de minister moet doen. Elk zijn functie. Elk zijn bevoegdheid. Elk zijn verantwoordelijkheid.

Wordt er veel uitgezet?

Heb ik geen zicht op. Ik hoor af en toe het een en ander, maar dat blijft vooral anekdotisch. Plots een klucht patrijzen ontdekken is voor mij geen bewijs.

Na verloop van tijd ontstond onder de jagers een grote bereidwilligheid om samen te werken met het INBO.

Maar zullen dat niet vooral de jagers zijn waar alles zuiver gebeurt en niets te ontdekken valt?

Misschien. En dat is ook goed. Want, zoals gezegd, ik wil om te beginnen zicht krijgen op de wilde populaties. Overigens, een wildbeheereenheid kan om verschillende redenen niet mee hebben gedaan. Angst voor bepaalde ontdekkingen? Mogelijk, maar evengoed kreunt het bestuur onder te veel ander werk, ofwel ontbreekt simpelweg de tijd of het vertrouwen in de overheid. Niet elke WBE die niet meewerkte, is in mijn ogen a priori verdacht.

Vind je een jachtverbod op patrijs een goede manier om de soort te redden?

Ik kan enkel mijn persoonlijke menig geven, en die bestaat uit twee elementen. Eén: de jacht afschaffen kan in mijn ogen enkel een middel zijn, nooit een doel op zich. Voor mij is dat geen dogma. Zeker omdat met het wegvallen van de steun van de jagerij bepaalde neveneffecten komen, wat het beleid in rekening moet nemen.

Twee: de achteruitgang van patrijs ligt niet in predatie, niet door de mens en niet door predatoren zoals de vos of roofvogels. De echte oorzaak, in mijn ogen, ligt bij het massaal verdwijnen van de biomassa van insecten. In tegenstelling tot vijfentwintig jaar geleden is nog maar twintig procent van het eten voorhanden voor grondbroeders als de patrijs, de wulp, de kievit. En hoe minder eten, hoe kleiner de populaties – terwijl in diezelfde periode de predatoren, die sowieso een breder voedingspatroon tonen, niet afnamen. Wat hun impact relatief groter maakt.

Hoe kan jacht dan blijven bestaan in die gegeven situatie?

Als een duurzame activiteit, waarbij de jager de landbouwers massaal overtuigen om te investeren in habitatverbetering. Genre: kleine landschapselementen, of het aanleggen van erosiestroken. Er moet een robuust ecosysteem komen, waarbij de jager niet langer aan symptoombestrijding moet doen, zoals bijvoederen. Want dat pakt de problemen toch niet ten
gronde aan.

In veel plaatsen komt de patrijs niet meer voor, of zijn de populaties kwetsbaar. Kan dat verholpen worden?

De beste manier bestaat in het verbinden van populaties op een natuurlijke manier. Voor dat soort opdrachten schreef ik samen met enkele anderen een leidraad. Maar voor alle duidelijkheid: dat vraagt heel veel werk, en werd nog niet uitgetest met patrijs. Maar sowieso: de populatie artificieel hoog houden door illegaal uitzetten is allerminst de oplossing.

 

Red de patrijs. Steun de jacht. Teken de petitie. 

Dit nieuwsartikel delen:
RSS feed