Hoe kwam het nieuw telprotocol patrijzen tot stand? En welke inspanningen leverde de jachtsector om alles op tijd klaar te krijgen? Een reconstructie. ‘Jagers maakten het onhaalbare waar.’

Te midden van de namiddag, wanneer de zon begint te zakken, graait menig jager nogmaals zijn camo, laarzen, verrekijker en nieuwe bluetooth-speaker, uitgerust met het standaard geluid van een roepende patrijzenhaan. De laatste maand van het telprotocol voor territoriumcartering van de patrijs is ingezet. Mogelijk is nu het beste moment om de rest van de gevormde patrijzenkoppels en ook geëxciteerde vrijgezellen haantjes te determineren te velde.

Tellen is een opgelegde must

Het is genoegzaam bekend dat minister Demir de discussie wil sluiten over de datakloof tussen de gestandaardiseerde tellingen van de Vlaamse Broedvogelatlas en de niet-gestandaardiseerde tellingen van jagers. Daarom besliste de minister dat ook jagers hun data moeten verzamelen via een gestandaardiseerd telprotocol. Op 8 september 2020 kondigde het kabinet die intentie aan op een overleg met Hubertus Vereniging Vlaanderen (HVV), waarbij iedereen aan tafel verrast werd met de tijdslijn waarbinnen dit telprotocol volledig operationeel moest zijn. De jachtsector moest zich tegen begin januari 2021 georganiseerd hebben om vanaf 15 januari een gestandaardiseerd telprotocol in uitvoer te brengen. Daarvoor moesten kaarten opgemaakt worden voor alle deelnemende WBE’s, presentaties en demonstraties voorzien worden in theorie én praktijk, communicaties naar de jagers gebeuren, toestellen aangekocht worden, nog tijd gevonden worden om alles onder de knie te krijgen, enzovoort.

De coronamaatregelen maken het daarenboven onmogelijk om fysieke toelichtingen en demonstraties te geven, zelfs niet in beperkte groep. Niemand achtte dit haalbaar in dit korte tijdsbestek.

Hubertus Vereniging Vlaanderen richtte daarom een gemotiveerd verzoek tot uitstel aan de minister, een verzoek dat op 15 december 2020 werd afgewezen. Op 17 december volgde een formeel schrijven van het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) aan de WBE’s waarin de verplichting van het telprotocol eenduidig opgelegd werd. Het ANB liet in dat schrijven uitschijnen dat dit in samenspraak met HVV was, hetgeen niet klopte.

Hoewel de diensten van de minister het kaartmateriaal maar net voor 15 januari gefinaliseerd kregen, werkten de medewerkers van HVV de klok rond om alle kaarten per WBE tijdig beschikbaar te krijgen en de WBE’s te begeleiden. Verrassend genoeg kreeg de minister alsnog gelijk: jagers slagen er in het onhaalbare waar te maken.

Vele WBE-besturen hebben de kaarten met telplots voor hun leden afgedrukt, hen geholpen bij de aanschaf van een bleutooth-speaker met patrijzengeluid en de jagers hielpen elkaar om de tellingen op het terrein maximaal ten uitvoer te krijgen.

Intussen hebben heel wat WBE’s waar patrijs een belangrijk deel uitmaakt van het wildbeheer aangegeven dat zij het telprotocol uitvoeren. De demofilms van HVV zijn honderden keren bekeken, er komt een reportage op PlattelandsTV, we maakten een professionele instructiefilm, en we zagen een nooit geziene golf van 60+ jagers die toegang vond tot onze sociale media.

Hoe dan ook, Hubertus Vereniging Vlaanderen betreurt de wijze van aanpak ten zeerste.

Daarenboven genereert het nieuwe telprotocol extra werklast voor Hubertus Vereniging Vlaanderen en de lokale jagers, zonder dat hiervoor met extra middelen voorzien worden. Dit staat in schril contrast met andere instanties, waar vrijwilligers eveneens via gestandaardiseerde protocollen gegevens verzamelen, en wiens materiaal wel bekostigd wordt. De gelijkberechtiging waarover men zo vaak spreekt, blijkt niet altijd zo gelijk te verlopen.

Toch staan we niet alleen aan de zijlijn. De reactie van Hubertus Vereniging Vlaanderen tot uitstel kon op bijval rekenen van bepaalde volksvertegenwoordigers, bepaalde leden binnen de diverse administraties en diverse stakeholders van het buitengebied.

Op 22 januari richtte het Agentschap voor Natuur en Bos andermaal een brief aan de wildbeheereenheden waarin de toon opmerkelijk anders was, het bevatte zelfs een erkenning dat men een ‘enorme inspanning’ vraagt van de jagers.

Protocol beschikbaar

Het is voor de jagers ook belangrijk dat er een protocol beschikbaar is waarbij het mogelijk is om elke patrijs in het veld te kunnen tellen. Op dit moment stelt het gestandaardiseerde protocol, dat INBO in samenwerking met de jagerij ontwikkelde, ons in staat om na 4 tellingen met een zekerheid van 97% alle koppels patrijzen te traceren. Eerder onderzoek in West-Vlaamse jachtvelden, waarbij het protocol werd getoetst met gezenderde patrijzen gaf dit aan. Daarom is dit protocol ook beter geschikt dan de klassieke telling van jagers of de broedvogelatlas om te bepalen of er 3 koppels per 100 ha open ruimte aanwezig zijn, de wettelijke bepaling waarop de minister de resultaten van de tellingen blijft op baseren.

De implementatie van dit protocol zal de komende jaren nog wat bijgeschaafd moeten worden. Een van de voordelen is alvast dat de kaarten met telplots afgestemd zijn op het wettelijke criterium ‘open ruimte’. Bossen, huiskavels en dergelijke meer zijn op basis van de habitatkaart uit de telplots gehaald. Mochten daar in realiteit echter grote fouten zitten in het kaart van de telplot, noteer dit zeker op het invulformulier en geef het door aan HVV en ANB.

De snelle invoering leidde er ook toe dat INBO gebruik maakte van een verouderde kaart met de jachtplannen. HVV waakt er alvast over dat dit niet leidt tot nadelen voor de bejaagbaarheid wanneer er bijvoorbeeld een uitbreiding van het WBE-gebied is, terwijl die oppervlakte niet in de telling meegenomen werd.

Op zijn minst heeft de minister via bestek voorzien in een klein budget voor ondersteuning, weliswaar enkel voor externen, om jagers op terrein te begeleiden bij de tellingen. Het bedrijf dat het bestek binnenhaalde had reeds ervaring in wildbeheer en heeft nauw samengewerkt met HVV om de begeleiding weidelijk ten uitvoer te brengen.

Controletellingen vinden dit jaar nog niet plaats, maar zijn wel voorzien voor de toekomst. HVV heeft, in samenwerking met Landelijk Vlaanderen, in het verleden alvast een afsprakenkader ontwikkeld met het INBO betreffende de betreding van private gronden. Daarbij worden een tiental punten rond gedrag en respect voor privacy beschreven, waaraan elke ambtenaar of vrijwilliger die een meting moet uitvoeren in het kader van een beleidsopdracht zich moet houden.

Een vrijwilliger kan ook op geen enkel moment een privaat perceel betreden zonder akkoord van de eigenaar. Hetzelfde geldt voor bevoegde ambtenaren voor zover hun opdracht niet decretaal is vastgelegd.

Na de eerste overlegmomenten is men het er over eens dat controletellingen louter vanop publiek toegankelijke plaatsen gebeuren. Omdat dit kan leiden tot mindere resultaten, is het belangrijk dat ook jagers doorgeven vanop welke punten zij geteld hebben. Zo kunnen we bij controletelling alvast nagaan in welke mate hierdoor significante afwijkingen op de tellingen ontstaan.

Inventarisatie patrijsvriendelijk beheer

Naast het telprotocol wil de minister ook uitvoering geven aan de tweede bepaling uit artikel 22 van het Jachtvoorwaardenbesluit van 25 april 2014: “De minister kan de criteria bepalen waaraan een patrijsvriendelijk beheer moet voldoen.”

Het Agentschap voor Natuur en Bos stelt dat het faunabeheerplan momenteel een te algemeen beeld geeft over het patrijzenbiotoop en de inspanningen van de jagers. Ze geven een algemeen beeld, maar laten niet toe om patrijzenbiotoop concreet te benoemen en te beoordelen. Daarom worden in 2021 initiatieven genomen voor een nauwkeurige inventarisatie van de biotoopelementen voor patrijs. Graskanten, hagen, struwelen, zandwegen, rijen knotbomen, wildakkers, stukjes braak, worden zoveel mogelijk in kaart gebracht om een goede beoordeling te kunnen doen van de situatie. Hoe dit allemaal precies moet gebeuren, zal begin 2021 verder toegelicht worden. Wat er achteraf met de geïnventariseerde gegevens zal gebeuren is onduidelijk. Zal de bejaagbaarheid van de patrijs daar aan gekoppeld worden? Of gaat deze inventarisatie-inspanning van de jagers gebruikt worden om landbouwers verder te stimuleren om in biotooparme gebieden meer inspanningen te leveren voor de akkerfauna?

Voor de erkenning van de jachtsector als beheerders is het positief dat er alvast stappen worden genomen naar een meer volwaardig faunabeheer en toepassing van de meest moderne technieken. Vanuit de sector zelf namen we ook reeds diverse initiatieven door het verbeteren van onze faunabeheerplannen. Er is een app ontwikkeld voor citizen science, digitale verbetering van kaartmateriaal voor de jachtplannen, enzovoort. De jachtsector kan als wildbeheerders maar voordeel hebben aan een verbetering van de technologie, maar net zoals de nieuwe natuur- en erfgoedbeheerplannen overlegd zijn met de betrokken sectoren en tijd en middelen werden voorzien voor een goede implementatie, zullen wij een gelijke aanpak vragen vanuit de jachtsector.

Het is belangrijk, als er bijkomende inspanningen gevraagd worden van de jachtsector voor patrijsvriendelijk biotoop, dat de sector ook haar bestaande projectmiddelen kan inzetten en waar dit niet kan, ook toegang krijgt via reguliere middelen. Op dit moment zijn vele middelen die onder het Natuurdecreet vallen immers niet inzetbaar voor landbouwgebieden of soorten. Vanuit het Jachtfonds is wel een project rond akkervogels goedgekeurd, waarbij WBE’s beroep kunnen doen op subsidies in het kader van patrijzenbiotoop.

Ook lanceerde het Agentschap voor Natuur en Bos afgelopen maand de nieuwe projectsubsidie soorten, waarbij beheerders voor het inrichten (niet beheer) van permanente biotopen voor soorten, waaronder patrijs, 70% van het totale bedrag kunnen terugkrijgen. Deze projecten worden gevoed uit het jachtfonds en dienen minstens € 2.000, inclusief btw, te kosten. Heb je een concreet project voor ogen, dan kan je ons contacteren voor ondersteuning.

 

 

Dit nieuwsartikel delen:
RSS feed