Jagers en landbouwers: soms partners, soms concurrenten. “Maar toch vooral twee groepen met dezelfde belangen”, zegt Sonja De Becker, voorzitter van de Boerenbond in dit blad. Een interview over de Afrikaanse varkenspest, over de filmpjes van Animal Rights, en over de volgende minister van Landbouw.
“De regeling voor schadevergoeding bij everzwijnen werkt niet naar behoren. Te weinig betrokkenen kunnen erop beroep doen.” Dat zegt Sonja De Becker, voorzitter van de Boerenbond. “Geef jagers trouwens de nodige middelen om de populatie onder controle te kunnen houden: dempers en nachtrichtkijkers. Politici moeten moed tonen.”
Even persoonlijk. Hoe bekend bent u met de jagerij?
“Thuis, bij mijn ouders, hingen de jachtgeweren aan de muur. Die waren van mijn vader, die vaak op pad ging op kleinwild. Binnen het jagersmilieu was hij vooral gekend als succesvolle hondentrainer. Hij richtte jonge dieren af, wat altijd veel geblaf en leven gaf, maar wat ik fantastisch vond als klein meisje. Na zijn dood bleven zijn jachtkameraden mijn moeder bezoeken, steevast met een haas of een fazant als cadeau. Dan kwamen de verhalen naar boven, de straffe anekdotes, de herinneringen aan vroeger. Maar zelf actief jagen of drijven? Neen,
niet gedaan.”
Is het correct om te zeggen dat jagers en landbouwers objectieve partners zijn in vele verhalen?
“Jagers en landbouwers komen elkaar vaak tegen. Lijfelijk, op het veld, in het buitengebied. Maar ook figuurlijk, in vergaderingen en op tal van overlegmomenten. Dat maakt dat beide groepen op vele punten dezelfde basisfilosofie delen en daarom op verschillende dossiers op dezelfde golflengte zitten, of ze nemen posities in die elkaar versterken of aanvullen.”
Wat verbindt beide groepen?
“Een stukje rentmeesterschap. Het bezig zijn met de natuur, en ervoor zorgen dat het mag blijven duren. De houdbaarheid van het systeem garanderen voor de generaties na ons, al lijken jagers dat moeilijker verwoord te krijgen naar de publieke opinie toe. Toch is het precies dat wat beide groepen typeert. Zonder bloeiende open ruimte simpelweg geen jacht en geen landbouw. Met dat verschil natuurlijk dat boeren uit hun activiteiten een economische meerwaarde halen, om te kunnen overleven. Jagers vinden dat prima, in tegenstelling tot sommige natuurverenigingen. Die streven naar een geheel andere invulling van de open ruimte.”
Meer dan ooit woedt een strijd om de open ruimte. Correct?
“Klopt. Nochtans vinden de landbouwsector en de natuurverenigingen elkaar in de strijd tegen de verdere verstedelijking van de laatste restjes open ruimte. Maar over de vraag hoe die open ruimte vervolgens in te richten, liggen de meningen ver uiteen. De twee sectoren leven bijgevolg op gespannen voet.”
En hoe minder ruimte, hoe meer spanning?
“Zeker de laatste jaren nam de spanning toe. En dat komt door een aantal concrete dossiers, zoals de aanpak van de stikstofproductie bij landbouwbedrijven. Maar tot spijt van wie het benijdt: we zijn tot elkaar gedoemd. We gaan de dialoog moeten voeren en een manier vinden om samen stappen vooruit te zetten, waarbij elke partij zich minstens gedeeltelijk bekommert om de standpunten van de andere. Elkaar blijven afbreken, werkt alleen maar contraproductief, en verdiept de verschillen enkel in plaats van de gemeenschappelijke belangen te dienen.”
Hoe zag u Hubertus Vereniging Vlaanderen evolueren?
“De sector groeide en mengt zich vandaag explicieter in debatten en discussies dan pakweg tien jaar geleden. Niet enkel in gespecialiseerde dossiers, maar ook in algemene, brede onderwerpen. Jullie laten jullie stem horen. En mét resultaat. Er kwam ook veel meer openheid naar andere sectoren en spelers in het buitengebied. Een sprekend voorbeeld daarvan? Het feit dat de voorzitters en de directeurs van Hubertus Vereniging Vlaanderen en Boerenbond onlangs nog samen zaten voor informeel overleg.”
In welke belangrijke dossiers vonden de sectoren elkaar?
“Ik denk aan de problematiek van de wildschade, en de afspraken gemaakt tussen landbouwers en jagers op dat vlak, zowel nationaal als lokaal. Ook op vlak van predatie begrijpen we elkaar, terwijl officiële beleidsinstanties en verschillende natuurverenigingen bijvoorbeeld de negatieve effecten van de vos op bepaalde akkervogels systematisch blijven ontkennen. En dat frustreert, omdat het wel degelijk om
een belangrijke factor gaat in het al dan niet kunnen presenteren van broedsuccessen.”
Waarom wordt de vos niet genoemd als boosdoener? Heeft u een verklaring?
“Geen idee. Ik stel het enkel vast. Sommigen willen het gewoon niet zien, zwijgen liever zedig. Zelfde probleem bij de patrijs. Zonder het kort houden van predatoren gaat het niet lukken voor de patrijs, maar die nuance ontbreekt in vele communicatie. Dat zie ik dan ook als een gezamenlijke opdracht: die zogezegd vergeten elementen in het debat brengen, en op die nagel blijven kloppen. Tot het begint door te dringen.”
Wat de bedreiging van akkervogels betreft, speelt de landbouwsector een niet te onderschatten rol, maar dan in negatieve zin. Het gebruik van maïs als monocultuur, grote machines die nesten kapot rijden. Dat valt toch niet te ontkennen?
“Wat ik niet doe, voor alle duidelijkheid. De evolutie van een aantal teelmethodes heeft impact op sommige akkervogels. Anderzijds: veel van onze leden leveren enorme inspanningen om daaraan tegemoet te komen. Maar media focussen liever op wat verkeerd loopt, dan op de positieve resultaten. En dat werkt ontmoedigend bij velen.”
“Maar in dit verhaal vind ik het ontstaan van rechtsonzekerheid nog het grootste probleem van al. Landbouwers die maatregelen nemen om het herstel van fauna en flora te bewerkstelligen, door onder andere nieuwe natuur te ontwikkelen, lopen achteraf het risico geconfronteerd te worden met een claim op die grond. Door aan natuurontwikkeling te doen, mag daar geen landbouwactiviteit meer plaatsvinden. Heel funest. Vandaar het pleidooi van de Boerenbond om een statuut van tijdelijk natuurgebied in het leven te roepen. Maar op die vraag kwam vooralsnog geen antwoord. Spijtig, want dit verkleint het draagvlak voor nochtans nuttige en noodzakelijke maatregelen.”
Maar zelfs als media wijzen op lokale successen wat akkervogels betreffen, dan nog blijft het bij een lokaal verhaal. De algemene trend vertoont echter een daling. Waardoor de kleinere initiatieven in het niets verzinken.
“Maar helemaal niets doen behoort evenmin tot de opties. Daarom luidt de cruciale vraag: hoe kan je mensen stimuleren om nog meer acties op poten te zetten? Door het negatieve te benadrukken, of door te proberen te bemoedigen? Ik geloof in het laatste model – door te ondersteunen, door de goede voorbeelden te tonen, door een rechtszeker kader te creëren.”
Welke dossiers moeten anders aangepakt worden?
“Neem opnieuw de wildschade, die in sommige provincies enorm toeneemt. Net als de jachtsector vind ik dat jagers over de nodige middelen moeten kunnen beschikken om een efficiënt beheer uit te voeren, zoals het gebruik van geluidsdempers of nachtrichtkijkers. Al ligt dat maatschappelijk nog gevoelig. Maar als de regels niet werken, of zelfs tegenwerken, moeten politici de moed tonen om alsnog stappen in die richting te zetten. Evenmin goed uitgewerkt vind ik de schadevergoeding: te weinig betrokkenen kunnen ervan genieten. Veel van de aanvragen worden niet eens ontvankelijk verklaard. Schoei de regeling daarom op een andere leest.”
Volgens sommigen zal de wolf soelaas bieden, wat de overpopulatie van everzwijnen betreft.
“Misschien. Maar de problemen met de wilde zwijnen zijn niet nieuw, de klachten evenmin.”
Vorig jaar brak de Afrikaanse varkenspest uit in Wallonië, in de provincie Luxemburg. Hoe kijken uw leden naar die evolutie?
“Met bibberen en beven.”
En naar de jagers? Want een van de mogelijke pistes, over hoe het virus naar België kwam, is jachttoerisme. Zet dat druk op de relaties met de jachtsector?
“Ik kan niet ontkennen dat veel boeren in jullie richting kijken; ik hoor verschillende signalen vanuit de achterban. Maar mijn visie is duidelijk: ik ga geen energie steken in de schuldvraag, die vind ik zinloos. Belangrijker nu is om alles op alles te zetten om een verspreiding tegen te gaan en een besmetting te allen prijze te vermijden, in plaats van met de zwartepiet te schuiven. In dat aspect blijven de jagers onze belangrijkste partner.”
“Net daarom begrijp ik de beslissing niet van uittredend Waals minister voor Landbouw François Collin, om bepaalde plekken in het besmette gebied terug open te stellen voor wandelaars en toeristen. Dat werd bij veel varkensboeren op onbegrip en frustratie onthaald. En terecht. Het lijkt wel alsof de aandacht in Wallonië verslapte en alsof de minister niet beseft wat het zal betekenen als het virus overspringt naar het gedomesticeerde zwijn. Dan valt de schade niet te overzien, met een export-embargo en het kelderen van de prijs tot gevolg.”
De Afrikaanse varkenspest zat eerst in Oost-Europa, maar in een korte tijd maakt het plots de oversteek naar West-Europa.
“Het zal niet op vier pootjes gekomen zijn.”
Zorgt dat niet voor extra angst? Dat het nog vaker zal gebeuren, die snelle overbrugging van vreemde ziektes en virussen?
“Ja. De plantaardige sector maakte bijvoorbeeld reeds kennis met de maïswortelkever, een beestje dat zijn naam alle eer aandoet en leeft van de wortels van maïs, en per vliegtuig in België verzeild raakte. De eerste exemplaren werden namelijk rond Zaventem gesignaleerd. Hetzelfde verhaal voor de buxusmot. In de toekomst vrees ik voor nog meer van dat soort gevallen.”
Iets anders. De jacht en de landbouw kampen beide met hetzelfde imagoprobleem. De algemene indruk leeft dat dierenleed geen issue of aandachtspunt vormt.
“Landbouwers torsen het imago mee van anti-natuur te zijn, en conservatief. En bij veel mensen leeft het hardnekkige idee dat grote bedrijven per definitie dieronvriendelijk zijn; maar dat buikgevoel strookt niet met de feiten. Daarom zet Boerenbond zwaar in op communicatie, om dat beeld bij te stellen en de echte verhalen naar buiten te brengen. Dat gaat met wisselend succes. Het lukt om de individuele consument te bereiken, door het organiseren van plattelandsklassen of het bouwen van kijkstallen. Of door de generieke campagne #Boerentrots recent te lanceren. Dan krijgen de boeren de kans om te tonen welke concrete initiatieven ze nemen op vlak van dierenwelzijn. Dat soort zaken verkleint de afstand tussen boer en burger.”
Tot een crisisje uitbreekt…
“En het enkel nog over Fipronil gaat, of over de filmpjes van Animal Rights, die een heel vertekend beeld geven, door bij nacht in te breken en enkel maar de ziekenboegen te filmen. Natuurlijk dat dieren dan in paniek reageren, als plots een fel licht in hun ogen schijnt. Aan dat soort praktijken –eigenlijk pure inbraak – moet paal en perk gesteld worden. Temeer omdat het daarnaast een gigantisch sanitair risico inhoudt. De indringers kunnen makkelijk ziektes meenemen en verspreiden over het hele erf.”
“Dat soort acties druist niet alleen in tegen dierenwelzijn, het voedt bovendien de polarisatie. Want geweld lokt geweld uit. Ik heb daar schrik voor. Indien het escaleert, heeft niemand het nog in de hand.”
De Boerenbond is een machtige lobby. Cliché of waarheid?
“Het behoort tot onze kernopdracht: opkomen voor de belangen van de landbouwers. De leden verwachten dat. Mocht die invloed ontbreken, dan pas kampt de Boerenbond met een ernstig probleem.”
Moet de volgende minister van Landbouw in de Vlaamse Regering een CD&V’er zijn?
“Historisch en filosofisch gezien leunen CD&V en de Boerenbond dicht bij elkaar aan. Maar als belangenorganisatie vind ik het belangrijkste dat de volgende minister het hart op de juiste plaats heeft voor de landbouwers. Dat betekent dat hij of zij beseft dat landbouw vooreerst een economische bezigheid blijft, dat hij of zij geen maatregelen neemt die het Vlaamse boeren onmogelijk maakt om internationaal te concurreren, en dat hij of zij Vlaanderen niet afhankelijk wil maken van de voedselproductie uit het buitenland. Als dat goed zit, maakt de politieke partij minder uit. Maar een christendemocraat mag natuurlijk altijd.”