Pieter Vivijs, een expert op het vlak van veldwedstrijden met jachthonden, zoekt jachtrechthouders die hun velden openstellen voor de discipline.
‘Een hond die zijn natuurlijke kwaliteiten gebruikt en dat mogen aanschouwen, dat vind ik puur plezier.’ Pieter Vivijs, een jager uit het Antwerpse, doet al meer dan twintig jaar mee aan veldwedstrijden voor retrievers op hoog niveau.
In een veldwedstrijd wordt een jachthond tijdens een effectieve jachtpartij beoordeeld op zijn werk op echt wild. ‘Gemiddeld doen tien tot twaalf honden mee. Een keurmeester geeft de voorjagers om de beurt een opdracht. Wie het best zijn opdrachten uitvoert, wint op het einde van de dag de competitie’, aldus Vivijs.
De opdrachten verschillen afhankelijk van het type hond (voor of na het schot) en diens rastypische eigenschappen. Omdat niets gesimuleerd wordt, vinden de wedstrijden het merendeel tijdens het traditionele jachtseizoen plaats – van 15 augustus, met de opening van de wilde eend, tot doorgaans eind januari. Voorjaarswedstrijden komen ook voor, maar dan alleen met werk voor het schot.
Competitiedrang
Wat hemzelf betreft, spreekt Vivijs over een passie. ‘Deels uit competitiedrang en ijdelheid allicht. Ik meet me graag met anderen, geef ik grif toe. En bovendien wil ik via de wedstrijden de honden verbeteren.’
Maar de werkelijke drive (en het werkelijke plezier) vormt een drang naar perfectie. ‘Naar een zo compleet mogelijke jachthond die op alle situaties gevat weet te reageren. Daarom dat veldwedstrijden zo interessant zijn: een deelnemer weet nooit wat zal gebeuren. Een verloren geschoten patrijs in de mais, een fazant die in het water duikelt, een haas die alle kanten opspringt: het programma hangt van de omstandigheden af, en die spanning valt niet na te bootsen. Net zomin kleiduifschieten te vergelijken valt met de jacht op kleinwild.’
Vivijs, die in 1998 aan zijn eerste wedstrijd meedeed, specialiseerde zich in retrievers. Zijn eerste eigen hond was een flatcoated retriever. ‘Ik was toen zeventien jaar, jong en onbezonnen’, zegt hij daarover. ‘Ik kom uit een familie waar niemand jaagde. Maar zoals veel gezinnen liep thuis een labrador rond. Op een dag besliste mijn vader om ermee naar de lokale hondenschool te gaan, ik ging mee. Daar groeide de fascinatie, en kwam ik tot de vaststelling dat een labrador eigenlijk een jachthond was. In een recordtempo ging ik vervolgens meedrijven en haalde ik mijn jachtverlof. Want ik wilde een echte jachthond opleiden.’
Ongepast gedrag
Vivijs speelt op Europees en internationaal niveau en won al verschillende medailles en podiumplaatsen, zowel individueel als in groepsverband. In het algemeen doet België het fantastisch in deze discipline. ‘Daarom vind ik het des te merkwaardiger dat de kennis over vooral het opleiden van honden bij de gemiddelde Vlaamse jager soms toch aan de lage kant is.’
Vivijs: ‘Voor alle duidelijkheid: ik zeg niet dat de jagers hun hond niet goed verzorgen. Ik zeg wel dat veel jagers hun hond niet de gepaste training geven, bijvoorbeeld door de dieren op zeven maanden al mee te nemen naar het jachtveld, waar ze – helaas – alleen maar foute manieren kunnen leren. Dat is veel te jong; afhankelijk van het ras is zestien tot twintig maanden een veel betere leeftijd. Maar nog belangrijker is het niveau van de basistraining. Ik zie al te vaak gedrag dat eigenlijk niet hoort: zoals honden die met vijf tegelijkertijd staan te wachten onder een fazant die uit de lucht valt, of zoals het najagen van gezond haarwild, het niet respecteren van een andere werkende hond, of het doorjagen met een stuk wild in de vang.’
Een gebrek aan tijd en energie: Vivijs kan de redenen wel zelf verzinnen waarom jagers inschieten met de opleiding van hun hond. Maar dat vindt hij geen gegronde redenen. ‘Een hond die luistert, en die wil luisteren, is veel aangenamer dan een hond met uitsluitend een eigen wil. Naast aangenamer is het bovenal veiliger voor iedereen en een stuk efficiënter.’
Veiliger, in welke zin? ‘Ik kan het aantal jagers niet meer bijhouden die met een geladen wapen naar de grond getrokken werd, omdat hun hond, nog aan de lijn, ineens vertrok naar een geschoten stuk wild.’
Maar dat afleren vergt inspanningen, niet alleen tijdens het jachtseizoen maar het hele jaar door, aldus Vivijs. ‘Eigenlijk is het simpel: door selectie en gericht fokken bezit elke jachthond een aantal specifieke kwaliteiten. De vraag luidt dan: laat je als jager die kwaliteiten door de hond zelf ontwikkelen, waarbij de hond alleen maar rekening houdt met zichzelf, of laat je dat onder begeleiding en dus gecontroleerd gebeuren?’
Extra dimensie
Terug naar de veldwedstrijden. Veel jachtrechthouders kennen het concept niet, wat het onbemind maakt. Daarom doet Vivijs een oproep in De Vlaamse Jager (het ledenmagazine van Hubertus Vereniging Vlaanderen) om ‘met een open geest’ naar het fenomeen te kijken.
‘Nodig gerust competitieve voorjagers uit tijdens een jachtdag of tijdens het bestrijden van duiven. En kijk wat de honden allemaal kunnen. Het voegt werkelijk een extra dimensie toe aan het gehele gebeuren. Ik hoor achteraf vaak dat jachtgroepen meer wild zien dan normaal, minder stukken wild kwijtraken, en bovendien veel opsteken.’
In feite geniet de hele sector van de veldwedstrijden. ‘Vergelijk het met Formule 1. De grootste verbeteringen bij reguliere wagens, zoals het ABS-remsysteem, komt uit die hoek. Hetzelfde met veldwedstrijden. Ik zeg niet dat iedereen een supergetrainde hond moet bezitten, net zomin iedereen met een bolide naar de bakker moet. Maar de opgedane kennis en kunde, opgedaan in competitie, heeft de reguliere hondentrainingen wel verbeterd.’
Jachtrechthouders die trouwens een massale toestroom op een veldwedstrijd vrezen, moeten niet ongerust zijn, sust Vivijs. ‘Publiek bij die wedstrijden is niet toegelaten. Enerzijds om de veiligheid te kunnen garanderen, anderzijds om het jachtveld niet onnodig te verstoren. Op de meeste plaatsen waar een veldwedstrijd plaats vindt, werk je een heel seizoen mee, om dan op de laatste dag een wedstrijd te mogen organiseren. Dat lijkt me voor iedereen een winwin.’