‘Zelfs in donkergroene rangen begint het door te sijpelen: jacht is vandaag, morgen en nog veel langer nodig om de natuur in evenwicht te houden.’ Tot die conclusie komt columnist en cartograaf Cedric De Haes in het februarinummer van De Vlaamse Jager, nadat hij een lezing heeft bijgewoond van Frederik Thoelen (Natuurhulpcentrum).
Een paar maanden geleden had ik een debat met twee Vlaamse volksvertegenwoordigers: een Vlaams-Brabantse N-VA’er en een Oost-Vlaamse Groene. Het werd een inhoudelijk, technisch debat over de jachtplannen (al had het wat mij betreft wat dieper mogen gaan). Het viel op dat de N-VA’er de finesses van het dossier duidelijk beter onder de knie had. Tijdens het interview kwam de kat op de koord. De man zei namelijk: ‘Het is als Vlaams volksvertegenwoordiger mijn plicht om me breed te informeren, dus ook bij jagers en andere natuurverenigingen. En dat hoeven geen tegenstanders te zijn’.
Dat breed informeren is essentieel om een goed debat te krijgen: luisteren naar argumenten van de tegenstander, ze analyseren en ze al dan niet weerleggen. En soms je ongelijk toegeven. Om echt te horen wat anderen denken, om ze echt met het hart op de tong over jacht te horen spreken, moet je natuurlijk wel uit je sociale bubbel durven stappen. Als de ander niet naar jou komt, moet jij naar de ander gaan.
Eind 2019 organiseerde de lokale afdeling van Natuurpunt van Heist-op-den-Berg een spreekavond. Frederik Thoelen van het Natuurhulpcentrum, ex-directeur van Vogelbescherming, kwam spreken over de terugkeer van grote roofdieren in Vlaanderen. Hoogtepunt van de avond, en toen brandend actueel: de wolf. Als lid van Natuurpunt en jager ging ik uiteraard eens luisteren. Afgaande op de ijverige Facebookposts van Frederik, had ik een paar kort door de bocht gaande uitspraken over jagers en hun relatie tot roofdieren verwacht. Ik was verbaasd en verblijd dat het een zeer correcte uiteenzetting werd: jagers werden niet a priori in het verdomhoekje gezet. Hij maakte de nuance tussen jacht- en stroperijpraktijken, iets wat andere hardleerse tegenstanders voortdurend misbruiken om de weidelijke jacht aan te vallen. Over het lot van de wolvin was hij zeer kort: ‘Niemand weet 100 % zeker wat er met Naya gebeurd is, ik weet het ook niet’.
In Herselt, een boogscheut van de Heistse Vallei van de Grote Nete, staan de everzwijnen voor de deur. Uit het publiek kwam dan ook de vraag aan bioloog en Limburger Thoelen: ‘Wat moeten we met die everzwijnen gaan doen?’ Ook hier kwam een verrassend genuanceerd antwoord: ‘De everzwijnen zullen komen. Landbouwers zullen maatregelen moeten nemen om hun gewassen te beschermen, maar jacht zal nodig blijven om de populatie onder controle te houden.’ Ook hier werden geen broodje aap verhalen rondgestrooid over uitzettingen, maar primeerden de zuivere feiten.
Slechts als iedereen rond de tafel zijn vooroordelen laat varen en elkaars argumenten op nuchtere wijze kan analyseren, zullen we vooruit geraken met het natuurbehoud in Vlaanderen. Een handvol extremisten verziekt misschien het debat, maar zelfs in donkergroene rangen begint het door te sijpelen: jacht is vandaag, morgen en nog veel langer nodig om de natuur in evenwicht te houden.