Natuurverenigingen en jagers moeten een voorbeeld nemen aan de zorgsector, waar interdisciplinariteit en samenwerken voor een betere dienstverlening zorgt. Dat schrijft Joep Grosemans in een lezersbrief in De Vlaamse Jager van maart. ‘We moeten anders durven denken, elkaar kansen geven en van elkaar willen leren.’
Als kind heb ik dagen in de natuur doorgebracht: tellen, kappen, planten, voederen, trakken en later jagen. Ik was er letterlijk door ‘gebiologeerd’. Mijn kinderen krijg ik het nog min of meer aangeleerd. Maar verder vooruit durf ik niet kijken. En dan heb ik het niet enkel over trakken en jagen. De toegenomen polarisering tussen de verschillende natuurpartijen zit me dan ook al een paar jaar hoog. En vermits de emotie veel meer de pers haalt dan het verstand, kruip ik zelf maar in mijn pen. Onderstaande tekst is een opiniestuk op basis van hetgeen er leefde op de Facebookpagina van journalist, bioloog en fervent vogelbeschermer Dirk Draulans in de week van 14 januari 2019.
Een klacht van vogelbescherming leidde onbedoeld tot het (volgens sommigen) vogelvrij verklaren van de wolf. Dit bedreigt in principe de hele soort in Vlaanderen. Maar geen enkele partij geeft aan de wolf dood te willen. In dezelfde week werden in Limburg 2 wolven een weg overgedreven als onbedoeld neveneffect van een drukjacht op everzwijnen. Iets waarvoor een breed maatschappelijk draagvlak is. Aangenomen dat er maar 2 wolven zijn, was dus mogelijk ook hier even de hele Vlaamse wolvenpopulatie bedreigd. Toch werd in de 2 gevallen de verantwoordelijkheid heel anders bekeken.
Als reactie op deze 2 berichten gaven heel wat mensen met een verschillende groene achtergrond via de sociale media hun visie op wat inheems en wat exoot is. Daaruit blijkt duidelijk dat alle partijen heel wat begrippen flexibel interpreteren en wisselend prioriteit geven aan menselijke wetten versus natuurwetten, in functie van wat zij (volgens hun ideologie) denken dat moet gebeuren. Maar er blijkt ook een gemeenschappelijke visie over een aantal soorten, van de Canadese gans over de Turkse tortel tot de goudjakhals.
Tegelijk is er ook een andere evolutie. Steeds meer conservatoren van terreinbeherende natuurverenigingen, vragen ontheffing aan voor everzwijnen en diverse soorten ganzen en doen aan exotenbestrijding. Als jager kunnen we het toejuichen dat ook andere natuurbeherende organisaties erkennen dat er probleemsoorten zijn of we kunnen betreuren dat hierover geen samenwerking is. Er heerst vandaag een soort territoriumdrang tussen de verschillende soorten natuurbeheerders, zoals we die kenden tussen jagers onderling voor er WBE’s waren.
Onbekend maakt onbemind en het idee dat elk koning in zijn eigen rijk is, blijft helaas bestaan. De focus ligt meer op waar de grens ligt, dan wat er aan beide kanten van de grens gerealiseerd wordt. Er worden bijzonder weinig kansen gegund om elkaars beleid verder te zetten over de grenzen heen. Maar menig jagers zouden graag helpen bij preventie van schade en bestrijding op het gebied van een aangrenzende
natuurvereniging. Het is de enige manier om schade te voorkomen in de landbouw- en woonzones die aan een natuurgebied grenzen.
Omgekeerd kunnen natuurverenigingen (net zoals jagers) hun doelstellingen niet verderzetten buiten de terreinen die ze beheren. Dit terwijl veel van de soorten waarvoor ze zich inzetten niet behoren tot de categorie jachtwild. Net om die reden hebben beheerplannen, bestrijding en exotenbeheer ook een erg beperkt effect. We beseffen niet dat er maar één natuur is, die geen rekening houdt met administratieve grenzen.
In de gezondheidszorg wordt vandaag heel wat aandacht besteed aan interdisciplinaire en interculturele samenwerking… omdat het de enige weg naar veiligheid en kwaliteit van zorgen is in een steeds complexer wordende setting. Onder welke noemer die 50 tinten groen het willen plaatsen, vind ik minder belangrijk. Maar wordt het niet hoog tijd dat al die groene jongens op een gematigd niveau met elkaar in plaats van over elkaar praten en daarbij focussen op het gemeenschappelijke in plaats van de verschillen? Tenslotte zou er dan nooit een klacht over het soortenbesluit geweest zijn.
Dit realiseren we niet zolang werkingssubsidies bepaald worden door het soort vereniging, de beheerde oppervlakte en het aantal leden. Een lichte vermindering van de huidige basissubsidies (voor alle soorten organisaties) zou een groot budget vrijmaken voor multidisciplinaire en grensoverschrijdende projecten. De faunabeheerzones bieden het netwerk van partners hiervoor.
Maar ik ben toch benieuwd wie zijn nek durft uitsteken. We moeten anders durven denken, elkaar kansen geven en van elkaar willen leren. Wie achter de kudde aanholt, zal immers zijn hele leven bescheten gras eten…