Mag de politiek de jacht in Vlaanderen afschaffen? “Neen”, zegt bij de helft van de Vlamingen. Om zicht te krijgen op het draagvlak voor de jacht, nam Hubertus Vereniging Vlaanderen een marketingbureau in de arm. “Conclusie: onbekend maakt nog steeds onbemind”, zegt directeur Geert Van den Bosch. “Want zodra burgers weten wat de sector allemaal doet, groeit het begrip.”
De jacht wekt hevige emoties los en vormt vaak het onderwerp van polemische debatten in de media. Maar wat vindt de Vlaming nu eigenlijk echt van de jacht? Staat die positief of toch eerder negatief tegenover het gebeuren?
Om een zicht te krijgen op die vraag liet Hubertus Vereniging Vlaanderen in juni een grootschalige enquête uitvoeren bij onder meer dan tweeduizend Vlamingen – de organisatie deed daarvoor beroep op Zest Marketing, het onderzoeksbureau dat ook voor de Koninklijke Nederlandse Jagersvereniging jaarlijks peilt naar de opinies en percepties bij de noorderburen over de jacht.
Eerste opvallende vaststelling: de luidste roepers hebben niet altijd gelijk. “Ondanks wat tegenstanders bij hoog en bij laag beweren, bestaat in Vlaanderen wel dege- lijk een breed draagvlak voor de jacht”, concludeert HVV-directeur Geert Van den Bosch met de resultaten in de hand. “Mag de politiek het jagen op wild verbieden? Neen, zegt 44% van de respondenten, dus bijna de helft van de bevolking, tegenover 18% overtuigde tegenstanders. Een interessante verhouding, die ook in Nederland terugkomt.”
Tweede opvallende vaststelling volgens Van den Bosch: “De sector moet zichzelf beter leren verkopen. Nog meer uitleggen wat het doet en vanuit welke filosofie het handelt. Want onbekend maakt nog steeds onbemind.”
Ter illustratie: zo weet slechts 18% van de Vlamingen dat jagers vrijwilligers zijn, dat ze regelmatig de dieren op hun veld tellen en op basis van die gegevens hun beheer afstemmen. Met andere woorden: een groot deel van de bevolking denkt blijkbaar nog steeds (foutief) dat jagers, zonder consideratie vooraf, op eender wat schieten. En dat zij niet het minste belang hechten aan duurzaamheid of de draagkracht van het revier.
Eenzelfde onwetendheid bestaat over de opleiding tot jager. Nog geen derde van de Vlamingen weet dat een kandidaat-jager eerst moet slagen voor een theoretische en dan voor een praktische proef, alvorens op pad te mogen gaan. Terwijl nochtans dat examen en de lessen en oefenbeurten voorafgaand, garant staan voor een professionele en deskundige vorming, zowel naar kennis van het wild toe als naar veilig gedrag met wapens. Maar als een belangrijk deel van het Vlaamse volk dat niet weet, betekent dat in het allerslechtste geval dat jagers worden gezien als veredelde cowboys, die zich geen zier van weidelijk gedrag aantrekken.
“Misschien een rare vergelijking”, zegt Van den Bosch in een reactie, “maar elk jaar tonen de mediabeelden studenten-geneeskunde die hun toelatingsexamen afleggen.
Iedereen weet daardoor: pas wie slaagt, mag aan de opleiding starten. Wat vertrouwen schept.
Het scheidt het kaf van het koren. Welnu, die reflex moet evengoed ontstaan bij de jacht.
De sector moet daarom het examen nog meer als keurmerk durven uitspelen.”
Het examen, maar evengoed al die andere elementen waarmee de jager een positieve bijdrage levert aan zijn directe omgeving en waarvoor de samenleving een zekere waardering toont, zo blijkt.
Bijna 60% van de ondervraagden apprecieert het bijvoorbeeld enorm dat jagers wildspiegels langs drukke banen hangen ter voorkoming van aanrijdingen met wild. Dat jagers vóór het maaien van weilanden eerst een kijkje in het land nemen op zoek naar jonge hazen of reeën, om die te redden van de dorsers, krijgt van één op twee Vlamingen een pluim. Meer dan een derde vindt het dan weer een goede zaak dat jagers wildschade bestrijden aan landbouwgewassen en eigendommen zoals golfterreinen en voetbalvelden.
“Te bescheiden. Dat is het probleem van jagers. Ze stoppen zich weg, terwijl ze meer de boer op moeten met hun realisaties”, zegt Van den Bosch. “Ze moeten tonen waarmee ze bezig zijn, uitleg verstrekken, zodat de mensen de feiten krijgen en niet enkel afgaan op wat media zeggen. De enquête leert dat een grote openheid bestaat naar het jachtgebeuren. Profiteer daarvan, en zeker in deze tijden, waarin dierenwelzijn, duurzaamheid en bio hoog op het prioriteitenlijstje staan.”
Zelfs voor het moeilijkste onderdeel van de jacht – het effectief schieten van wild – blijkt een groot begrip te bestaan. Tenminste als de jager een goede of gegronde reden kan aangeven, dat het doden rechtvaardigt. Als het dier ziek blijkt te zijn (61% voorstanders). Of als
het om een invasieve exoot gaat, zoals de Nijlgans of de muntjak, die inheemse soorten bedreigt of schade veroorzaakt (41% versus 14% tegenstanders). Of wanneer een roofdier zoals de vos kwetsbare akkervogels als de patrijs in zijn voortbestaan bedreigen (33% tegenover 16%) – een belangrijk argument in de verdediging van predatiecontrole.
Ook interessant op dat vlak: bejaging met vuurwapens op zwijnen, ganzen en vossen – diersoorten waarvan in Vlaanderen de populaties exponentieel groeien, met alle gevolgen van dien – wordt slechts door 13% van de respondenten afgekeurd. Omgekeerd wil dat zeggen: voor het beheer van die soorten, specifiek via de jacht, bestaat dus een breed maatschappelijk draagvlak – breder dan te opteren voor vergassing of het gebruik van vangkooien (opties die organisaties als Natuurpunt verdedigen).
Met de opening van het traditionele jachtseizoen net achter ons, wil Van den Bosch zeker nog één cijfer citeren – namelijk dat één op de twee Vlamingen schieten toestaat, indien naast de wettelijke bepalingen ook de weidelijkheidsregels gevolgd worden. “Ethisch en verantwoord omgaan met wild, eerbiedig het leven van dat wild nemen, respect tonen voor het gebrachte offer – dat bepaalt voor een groot stuk de aanvaarding van onze passie, die voor velen nog steeds omstreden blijft. Die verantwoordelijkheid draagt elke jager afzonderlijk en zeker in een beeldcultuur waar alles snel op het internet komt.
Wees je daarom altijd bewust: elke jager is de vertegenwoordiger van de hele sector.”
Nog enkele opvallende cijfers
- Bij een derde van de Vlaamse gezinnen komt nooit wild op tafel – geen fazant, geen ree, geen ever- zwijn. De redenen daarvoor? Geen toegang tot de productie en onbekend met het product. 23% van de respondenten zegt zeker tweemaal per jaar wild te eten. Een kleine 8% (waaronder de jagers zelf) serveert het vaakst het eindproduct van de jacht.
- Vier op de tien vindt dat vissers, jagers en wildplukkers meer mogelijkheden moeten krijgen voor een duurzame benutting van natuur en landschap.
- Als ganzen voor problemen zorgen in natuurgebieden, wat is dan de beste oplossing? Alvast niet bijeen drijven, vangen en vergassen. Slechts 5% vindt dat een goed idee. Meer aanvaardbaar blijkt bejaging, met 37% voorstanders. Ook het vangen van everzwijnen
in kooien (5% voorstanders) kent amper een draagvlak.
Methodologie
Zest Marketing bevroeg online in de maand juni meer dan 2.488 mensen in Vlaanderen, opdat zeker 2.099 respondenten de vragenlijst volledig zou invullen. Daarbij werd rekening gehouden met zowel het geslacht van de ondervraagde, als zijn woonplek, als zijn sociaal-economische achtergrond, teneinde een doorsnee te krijgen van de Vlaamse bevolking. “De doelgroep is benaderd met een algemeen onderzoek over de jacht in Vlaanderen”, aldus Klaas Dijkstra, directeur van Zest Marketing. “In de teksten en vragen is op geen enkele manier melding gemaakt van het feit dat het om een onderzoek van Hubertus Vereniging Vlaanderen ging. Ook het logo van de organisatie werd niet gebruikt.”