Met de opening van de patrijs op 15 september stelt de jachtsector zichzelf enkele moeilijke vragen over het kwetsbare vogeltje, en het oogsten ervan. ‘Toch blijft de jager de belangrijkste strategische partner in het behoud van de soort, hoe vreemd dat misschien ook klinkt.’
Van zondag 15 september tot maandag 14 november is de jacht op patrijs open in Vlaanderen. Maar omdat het grijs-oranje akkervogeltje op de rode lijst van kwetsbare soorten staat, klinkt steeds luider de roep om het beheer op die soort te verbieden. ‘Een slecht idee’, vindt Geert Van den Bosch, directeur van Hubertus Vereniging Vlaanderen. ‘De jagerij levert namelijk zware inspanningen, zowel financieel als ecologisch, om geschikt leefgebied voor de patrijs in stand te houden. Dat is misschien een ongemakkelijke waarheid voor sommigen, maar zo zit de vork in de steel.’
Toch wil de sector haar verantwoordelijkheid niet ontlopen in het debat over de invloed van jacht op de populatie. Daarom, in een soort van gewetensonderzoek, geeft Hubertus Vereniging Vlaanderen antwoord op de vijf belangrijkste opmerkingen van tegenstanders.
1) Waarom een bedreigde soort extra onder druk zetten door bejaging?
In Vlaanderen komt de patrijs vooral in West-Vlaanderen en Oost-Vlaanderen voor, en in delen van Vlaams-Brabant. Minder in Limburg en Antwerpen. Op de patrijs jagen mag pas na een aantal wettelijke voorwaarden: als op honderd hectare open ruimte, voor een periode van drie jaar, gemiddeld drie koppels leven, en als de jager aangesloten is bij een wildbeheereenheid die een overkoepelend beleid kan voeren. Een wildbeheereenheid bestaat uit minstens vijf jachtrevieren met een totale oppervlakte van zeker duizend hectaren.
‘Uit de praktijk blijkt bovendien dat jagers met patrijzen op hun grondgebied zichzelf, uit vrije wil, nog een extra belemmering opwerpen: namelijk het invoeren van een tijdelijk moratorium’, legt Van den Bosch uit. ‘Jachtgroepen evalueren de situatie jaar per jaar. En dat betekent in vele gevallen: tijdelijk geen jachtactiviteiten organiseren; de stand met rust laten. Soms voor langere periodes.’
En zelfs op plekken met een sterke en gezonde populatie, die een afschot dragen kan, gaat de jager secuur te werk, weet Van den Bosch. De geschoten aantallen vallen binnen een veilige marge. ‘Een jachtrevier met bijvoorbeeld 250 stuks zal hoogstens een twintigtal exemplaren oogsten, om het evenwicht niet existentieel te verstoren.’
Van den Bosch ontkent niet dat een aantal groepen aan overbejaging doen, en dat noemt hij onomwonden ‘dom gedrag en getuigen van de verkeerde prioriteiten’ –bovendien, de jagers schieten vooral in hun eigen voet, zegt hij. ‘Hubertus Vereniging Vlaanderen probeert die aan te spreken en van gedachten te laten veranderen, door te wijzen op het negatieve effect op langere termijn, zowel voor de jachtgroep lokaal als voor de sector en de soort in haar geheel.’
2) Heeft de jacht op patrijs een bepaalde noodzaak?
De jacht op de patrijs maakt in sommige streken deel uit van een lange culturele traditie, en het vogeltje wordt geapprecieerd wegens zijn verfijnde smaak als wildbraad en culinair product –benutting, net als het voorkomen van wildschade, behoort tot een van de belangrijkste drijfveren van de jager. Ook de techniek om de laagvliegende patrijs op te speuren en met het wapen te vangen, in combinatie met de hond, vereist een grote technische kunde. Om die redenen, die niet los van elkaar staan, zet de jagerij zich sterk in voor de patrijs.
Maar het verhaal van de patrijs, in tegenstelling tot de haas of het everzwijn, kent een bezwarende factor, namelijk zijn status als kwetsbare soort (niet gelijk aan de status van bedreigd). ‘Intuïtief is de gedachte dan: kwetsbaar? Dus de jacht verbieden. Maar zo eenvoudig liggen de zaken niet’, aldus Van den Bosch. ‘Jagers zijn vaak één van de weinigen nog in het buitengebied die zich specifiek om de soort bekommeren, door zowel tijd, energie als geld te investeren. Bovendien, en niet onbelangrijk in deze discussie: jagers, in tegenstelling tot natuurverenigingen, onderhouden vaak goede contacten met landbouwers, en treden op als interface –door te vragen om akkerranden niet te bespuiten, door beheersovereenkomsten af te sluiten, door bij te voederen, door aan herstel te doen van microhabitats.’
Dat maakt de discussie volgens Hubertus Vereniging Vlaanderen ook zo politiek. ‘De jacht sluiten, zoals in bepaalde kringen wordt bepleit, komt neer op een ontkenning van de kennis, de kunde en de inspanningen van de jager als wildbeheerder, en legt symbolisch de schuld bij hem –terwijl het massaal verdwijnen van leefgebied en de toegenomen druk van predatie veel zwaarder doorweegt. Een verbod viseert de verkeerde groep in dit debat. Want op veel plekken waar de jager projecten op poten zet, tekent de stand voor een stagnering of zelfs een significante stijging. En uit het buitenland blijkt dat het sluiten van de patrijs niet noodzakelijk tot betere resultaten leidt. Misschien een vreemde paradox –maar een paradox om rekening mee te houden.’
3) Hoe oprecht zijn de geleverde inspanningen? Als de patrijs sluit, gaat de sector dan nog maatregelen nemen?
‘Mogelijk dat jagers dan hun inspanningen verminderen. Dat valt niet uit te sluiten, en dat is een risico dat beleidsmakers onder ogen moeten zien. Temeer: de patrijs is een paraplusoort. Dat wil zeggen: waar de patrijs goed gedijt, daar staan ook andere soorten sterk –gaande van insecten tot fazanten en hazen, tot bepaalde roofvogels zoals de grauwe kiekendief. Het debat gaat dus ruimer dan dat.’
Van den Bosch: ‘Het vooruitzicht van een kleine beloning kan enorm motiveren, en het gebrek eraan demotiveren –dat is een heel normale menselijke reactie, en vormt een uitdaging voor elk soort vrijwilligerswerk. Dat zegt over de jacht als zodanig niets, maar alles over de complexiteit van het menselijke handelen. Het engagement zal niet verdwijnen, maar verschuiven.’
Ook niet onbelangrijk in dat kader, aldus de directeur van Hubertus Vereniging Vlaanderen: ‘Als de jagerij zijn inspanningen vermindert, dan moet de overheid bijspringen, terwijl die al kampt met een gebrek aan middelen en mankracht, en natuurverenigingen staan eerder voor een globale aanpak qua biotoopverbetering, in plaats van een gerichte aanpak voor de patrijs.’
4) De resultaten van sommige tellingen die wildbeheereenheden uitvoeren, zijn wel heel optimistisch.
‘Sommige zijn inderdaad overdreven, anderen dan weer een onderschatting van de situatie’, zegt Van den Bosch. Om de grootte van populaties te kunnen inschatten, houden jachtgroepen doorgaans tweemaal per jaar tellingen. Maar de cijfers kunnen ver uiteen liggen, al naargelang de gebruikte methode.
In een poging de betrouwbaarheid van de resultaten te verhogen, sleutelt de organisatie aan een nieuwe telprocedure. De afgelopen weken werd er voor het eerst mee geëxperimenteerd. Opvallend daarbij: de jachtorganisatie, samen met de betrokken wildbeheereenheden, besloten om de tellingen ‘open’ te houden. Dat wil zeggen: ook andere actoren waren uitgenodigd –natuurverenigingen, lokale besturen, diverse belangenorganisaties. ‘Met die keuze voor transparantie, na eerder het online zetten van de jachtplannen en de bijbehorende contactgegevens, zet Hubertus Vereniging Vlaanderen een volgende, belangrijke stap in de richting van een performante sector, die luistert naar de verzuchtingen van de samenleving en de dialoog opzoekt’, aldus Van den Bosch. ‘Gaat alles even vlot? Neen. Maar het gaat wel vooruit.’
5) Stelling: jagers zetten patrijzen uit.
Vooreerst: dat mag helemaal niet. Net zomin het mag bij fazanten of eender welke soort. ‘Als het gebeurt, dan veroordeelt Hubertus Vereniging Vlaanderen ten stelligste de praktijk’, aldus Van den Bosch. ‘Los van het onwettelijk karakter ervan, is het vooral onweidelijk. Dat wil zeggen: onethisch. Het is geen gepast gedrag voor een jager met een hart voor de natuur. Uitzetten valt niet onder duurzaam beheer en dient dus volledig afgekeurd te worden. Geen excuses meer.’
Maar gebeurt het nog? ‘Er gaan altijd geruchten de ronde; en wie vermoedens heeft, moet de Natuurinspectie inlichten’, aldus Van den Bosch formeel. ‘Het overgrote deel van de jagers zit op de lijn van Hubertus Vereniging Vlaanderen, en met die groep timmert de organisatie aan de toekomst. Uitzetten, en wie het doet, behoort tot het verleden.’