Sven Sels, een jager uit Antwerpen, verzorgt in het HVV-ledenblad de reeks ‘Weidelijkheid’, waarin hij iedere maand kritisch nadenkt over ethische verantwoord gedrag in de jachtsector. Deze keer: ben ik als jager verplicht om een nazoek te organiseren?
1. SITUATIE
Een beginnende jager krijgt een uitnodiging voor reewild. Bij de eerste aanzit houdt hij de vinger recht wanneer een oude bok op grote afstand verschijnt. Een beslissing die de jachtheer weet te appreciëren, waardoor de beginnende jager een week later nog eens mag aanzitten. Deze keer zonder de jachtheer als begeleider.
Wanneer de schemering valt, verschijnt dezelfde oude bok, deze keer veel dichter bij de kansel. De jager maakt zich klaar, wacht tot het stuk mooi blad staat en haalt de trekker over. Door de steekvlam en de terugslag verliest hij kort het stuk uit het oog, dat met grote sprongen in de dekking vlucht.
De jager begint koortsachtig in het bos te zoeken met het licht van zijn smartphone. Maar zonder resultaat. Hoe langer hoe meer begint hij aan zijn schot te twijfelen. Raakte zijn kogel misschien een tak? Met zijn .300 Win Mag had de bok toch moeten vallen of tenminste een duidelijk zweetspoor achterlaten?
Het wordt te donker en hij besluit het voorval niet aan de jachtheer te melden.
Een aantal dagen later krijgt hij een telefoontje van de jachtheer. Op ronde in zijn revier nam de jachtheer een sterke geur waar van rottend vlees, een aantal meter van de boskant verwijderd.
Schuldige: het kadaver van de oude bok. Ondanks de verregaande staat van ontbinding was tussen de ribben achter het blad duidelijk een kogelgat zichtbaar.
2. WETTELIJK?
In Vlaanderen voorziet het Jachtvoorwaardenbesluit dat ‘gewonde dieren door een speciaal afgerichte zweethond worden opgespoord’. In welke mate dit een verplichting inhoudt, wordt echter niet gespecificeerd. Evenmin bevat het een definitie van wat precies onder een ‘speciaal afgerichte zweethond’ valt.
3. WEIDELIJK?
Een correcte nazoek behoort tot de allerhoogste plichten van de weidelijkheid, zelfs bij een vermoeden van een misser. Toch wordt dit gemakshalve over het hoofd gezien, soms omdat de jager zich schaamt, terwijl dat helemaal niet hoeft. Iedereen mist. Echter, het nodeloos laten lijden van een dier valt nooit goed te praten. Daarom geldt voor Het Nazoekteam en de Vlaamse Zweethonden Groep een strikte zwijgplicht – net om te vermijden dat jagers in een slecht daglicht komen te staan.
Zelfs bij een goed schot kan de reactie van het wild en de vluchtafstand sterk verschillen afhankelijk van de soort, de positie van het wild, de exacte plaats van inslag of het type kogel. Wanneer bijvoorbeeld een snelle, harde kogelkop op licht of middelzwaar wild wordt ingezet en hierbij geen botten raakt, wordt de kinetische energie slechts gedeeltelijk afgegeven met onvoldoende inpakt tot gevolg. Wanneer dan nog een stuk pens of long in het uitschot zit, blijkt het zweet beperkt. Zo mocht ik zelf ervaren hoe een smaldier met perfect bladschot (8x68S Blaser CDP) vluchtte zonder te tekenen of zweet achter te laten, om een half uur later pas in de drift te worden afgevangen.
4. HOE MIJ TE GEDRAGEN?
De beginnende jager in het voorbeeld heeft een grote fout gemaakt. Het verzwijgen van het schot is niet alleen onweidelijk tegenover het wild, dat onnodig heeft geleden en wier vlees helaas verloederde. Ook het vertrouwen van de jachtrechthouder werd ernstig geschaad.
Daarom enkele belangrijke tips voor zowel vóór als na het schot, om desgevallend een efficiënte nazoek mogelijk te maken:
1. De keuze van het kaliber: wanneer men gevoelig is voor de terugslag, kan men best geen al te zwaar kaliber nemen. Voor eigen land volstaan de standaard kalibers 7×64, .308 Win. of .30-06 ruimschoots. Niet alleen zal men hier mee doorgaans beter schieten. Het zorgt er ook voor dat de reactie op het schot beter wordt waargenomen. Daarbij dient men natuurlijk steeds de wettelijk voorgeschreven doorsnee en kinetische energie te respecteren. Zo is het bejagen van zwartwild met een .223 Rem. of .243Win. niet alleen onweidelijk, maar ook strafbaar.
2. Bepaal de plaats van het stuk voor het schot: probeer referentiepunten te vinden waarmee men na het schot de precieze aanschotplaats beter kan terug vinden.
3. Wacht tot het stuk ‘vrij’ staat. Dat wil zeggen: zonder takken of begroeiing ervoor.
4. Kijk goed hoe het stuk afspringt en waar het de dekking in loopt. Luister of het klagend of blazend afspringt en eventueel tegen stammen of takken botst.
5. Wachttijd: respecteer de voorgeschreven ‘sigarettenpauze’ vooraleer het stuk te zoeken.
6. Benader voorzichtig de aanschotplaats en markeer deze met lint, toiletpapier of zakdoek.
7. Markeer eventuele aanwijzingen en dek ze voorzichtig af in geval van regen.
8. Vermijd het onnodig platlopen van de aanschotplaats. Wanneer men tien meter rond de aanschotplaats geen zweet vindt, breekt men best het nazoeken af en doet beroep op een ervaren zweethond.
9. Zet geen honden in die niet specifiek opgeleid zijn voor het nazoeken.
10. Geef de zweethondbegeleider een zo eerlijk en gedetailleerd mogelijke beschrijving van het volledige verloop.
Vlaamse Zweethonden Groep:
0032 495 22 49 27
Het Nazoekteam:
0032 472 12 45 74
Vlaamse Nazoekvereniging
0032 499 37 34 77