In Duitsland slaan jagers, landbouwers en natuurbeschermers de handen in elkaar om de predatiedruk op weidevogels te lichten, onder andere door beheer van vossen. En met succes, zo blijkt.
Dat de sterk stijgende predatiedruk niet alleen het kleinwild treft, is ons jagers maar al te goed bekend. Veelvoudig wetenschappelijk onderzoek in al onze buurlanden heeft reeds lang de nefaste impact van te hoge predatiedruk aangetoond. Toch stellen bepaalde personen en organisaties bij ons in Vlaanderen het nut van predatiemanagement nog steeds in vraag en is er bij politieke partijen ook weinig animo om dit probleem aan te pakken. Bij natuurbeschermers in het veld groeit echter ook het besef dat men het lot van de grondbroeders niet zomaar aan het natuurlijk evenwicht kan overlaten en dat de kans op slagen van veel beheerwerken duidelijk stijgt wanneer deze begeleid worden door predatiecontrole. De vos, waarvan de populatie de afgelopen decennia duidelijk gestegen is in Vlaanderen vormt een van de factoren die in aanzienlijke mate bijdraagt tot de verdwijning van weidevogels uit ons landschap.
Dat het ook anders kan bewijst men in weidevogelgebied Blockland bij Bremen. Hier hebben natuurbeschermers, jagers en landbouwers de handen in elkaar geslagen om op basis van wetenschappelijk onderzoek de populatiedynamiek – met name het reproductiesucces– van kievit, wulp, grutto, tureluur en watersnip een stevige duw in de rug te geven. Met succes. Dit weidevogelgebied is grotendeels in private eigendom met intensieve landbouw.
Reden genoeg dus om met enkele mensen van WBE ‘De Vart’, Natuurpunt, afdeling ‘De Wulp’ en de Vlaamse Landmaatschappij een bezoek te brengen aan het projectgebied waar we hartelijk ontvangen werden door Marcus Henke, vicevoorzitter van de Landesjagerschaft Bremen en voortrekker van het project, en door Arno Schoppenhorst, de conservator van BUND (Bund für Umwelt und Naturschutz Deutschland). Aan de hand van een prachtige presentatie gaf Marcus Henke de deelnemers inzicht in het gebied, de resultaten van het wetenschappelijk onderzoek en daaruit volgende maatregelen.
Blockland is een 3.000 ha groot vogelrichtlijngebied met grasland, veel sloten en rietvelden waar reeds vijftien jaar geleden door BUND gestart werd met de bescherming van de weidevogels. Op vrijwillige basis werden afspraken gemaakt met de landbouwers om maaislachtoffers te beperken en bij het maaien stroken te laten staan om dekking te bieden voor predatie vanuit de lucht. Bosjes en kanten werden gekapt om kraaien en roofvogels geen uitkijkposten te bieden. Een aantal percelen werden door BUND aangekocht en optimaal ingericht met ondiepe voren die onder water kunnen worden gezet om er voor te zorgen dat de kuikens voldoende voedsel vinden. Deze beheerwerken leidden tot een stijging van het aantal broedparen. Jammer genoeg viel het overgrote deel van de legsels echter ten prooi aan predatie.
Om hier wat aan te doen, werd door Marcus Henke en de BUND een plan uitgewerkt dat de steun kreeg van de overheid en subsidies van Bremen en Europa. Begonnen werd in 2014 met het vangen en zenderen van 10 vossen, waarvan 8 moeren en 2 rekels. De verzamelde gegevens werden verwerkt door de hogeschool Hannover. Dit onderzoek verschafte inzicht in het ruimtegebruik van vossen en hun invloed op de broedvogels. De meeste vossen bleken zich overdag op te houden in de rietvelden, zelfs bij hoogwater. ’s Nachts trekken ze echter de polder in en leggen daarbij 10 tot 20 kilometer per nacht af. Ook de meeste jongen worden geboren in de rietvelden, maar zo gauw ze vast voedsel beginnen te eten, worden ze doorgaans in het veld gedragen waar de moervos ze verstopt in kleine bosjes en onder hooibalen. Op die manier verkort ze de weg naar haar foerageergebied. Tot 80% van de nesten werden geroofd nog voor de kuikens uitkomen en in 90% van de gevallen was een vos de schuldige. Sommige vossenmoeren ontpopten zich tot echte ‘eierspecialisten’ en roofden tot 30 nesten op één nacht.
Om dit een halt toe te roepen, moest de bejaging van vossen sterk worden opgevoerd. Naast de gebruikelijke aanzit-, lok- en bouwjacht, werd sterk ingezet op vallenjacht en de verschillende jachtgroepen in het gebied plaatsten een veertigtal kast- en betonbuisvallen, allen uitgerust met een melder. Deze werden verdeeld over de hele oppervlakte zodat in ieder vossenterritorium minstens twee vallen stonden. Met de vallen werd het tableau aan vossen in het jachtjaar 2014/2015 verhoogd tot 42 en in de daaropvolgende jaren respectievelijk 65 en 50.
Naast vos werd ook stevig ingezet op het vangen van steenmarter en exoten zoals wasbeer, marterhond en nerts. Voor de aanzit maakt men veelvuldig gebruik van verrijdbare kansels die het mogelijk maken flexibel in te spelen op de lokale omstandigheden. Ook de inzet van warmtebeeldcamera’s, waarmee men bij nacht het wild veel sneller waarneemt, is een zeer efficiënt hulpmiddel gebleken. Het is belangrijk om de vossenstand in de maanden januari en februari zo laag mogelijk te krijgen, aangezien dan de territoria ingenomen worden.
In het onderzoek werd vastgesteld dat, wanneer in het voorjaar (van januari tot het uitlopen van de jongen) een vossenpaar wordt geschoten of weggevangen, dit gebied niet wordt ingepalmd door vossen van buitenaf, maar dat het ingenomen wordt door de moervos van een aanpalend paar. Dit betekent dat het gebied weliswaar niet ‘vosvrij’ wordt, maar wel dat het buurpaar zijn territorium verdubbelt waardoor de predatiedruk gespreid wordt over een groter gebied. Daarom is het van groot belang om de vossenstand in de maanden januari en februari zo laag mogelijk te krijgen.
Op die manier probeert men er voor te zorgen dat zo weinig mogelijk vossen binnen het gebied zich voortplanten. Vanaf het ogenblik dat de moeren geworpen hebben, genieten de oudervossen in Duitsland schoontijd. Pas wanneer alle jongen van een nest gevangen of geschoten zijn, kan men ook de oudervossen wegnemen. Dit betekent dat men er in de maanden april en mei alles aan doet om zo veel mogelijk vossennesten te lokaliseren en op te ruimen. Hierdoor ziet men dat vogels die hun eerste broedsel verloren veel meer kans hebben om een tweede legsel wel groot te krijgen.
Ook Arno Schoppenhorst van BUND bevestigt het succes van deze strategie. Niet alleen is het aantal broedparen toegenomen, maar ook ligt het niveau van de predatie in Blockland in de jaren 2014 tot 2017 steeds lager en het reproductiesucces hoger dan in twee nabij gelegen gebieden. In 2014 kon zo het broedresultaat bij kievitlegsel verhoogd worden tot 77%. Elk jaar nadien lag de predatiedruk lager en werd het voortplantingssucces hoger.
Natuurlijk zou dit mooie resultaat en de opvolging ervan niet mogelijk zijn zonder de inzet van Arno Schoppenhorst en zijn collega-vogelwachters. Het jaar door brengen ze vele uren in het veld door, voeren ze beheerwerken uit, observeren en inventariseren ze vogels en hun nesten en staan ze in permanent contact met landbouwers en jagers. Vooral het lokaliseren van de nesten is een hele opgave. Hiervoor hebben ze een techniek ontwikkeld. Voor de percelen waar men nesten vermoedt, vraagt men de landbouwers om langs weerszijde een strook te maaien. Daarna rijdt men met twee wagens parallel langs de perceelsranden met daartussen een koord gespannen. Wanneer deze over een nest gaat, vliegt de broedende oudervogel op en verraadt zo zijn nest. Via een app worden de coördinaten opgeslagen en doorgegeven aan de landbouwer die op die manier het broedsel kan ontwijken bij het maaien. Aangezien deze methode vrij omslachtig is, overweegt men om hiervoor in de toekomst drones in te zetten.
Wanneer Arno ons op een vers gemaaid perceel het gered legsel van een wulp wil tonen, zien we wat verder op hetzelfde stuk twee koppels grutto’s met kuikens, iets wat bij ons in Vlaanderen nog nauwelijks waar te nemen is. Ook konden we met eigen ogen vaststellen dat het gebied naast weidevogels een gezonde populatie hazen, reeën en wilde fazanten herbergt.
Na het terreinbezoek werden indrukken uitgewisseld. Nog maar eens bleek dat jagers en natuurbeschermers veel meer gemeen hebben dan dat ze vaak zelf beseffen. Voor ons jagers toont het bezoek aan dat een natuurgebied niet noodzakelijk een bedreiging hoeft te vormen maar dat het ook heel wat kansen biedt. Die kansen moet men dan ook benutten en dit gaat nog altijd best door samen te werken in plaats van elkaar stokken in de wielen te steken.