Nieuws

Standpunt: uitzetten patrijs verzwakt wilde populatie patrijs

‘Het illegaal lossen van patrijzen is vooral nefast voor de patrijs zelf.’ Dat schrijft het HVV-bestuur in het voorwoord van het ledenmagazine van mei.

De belangrijkste reden om geen patrijzen uit te zetten, is de patrijs zelf. Toch voor wie streeft naar een duurzaam wildbestand. Dat blijkt uit het INBO-rapport dat enkele weken geleden gepubliceerd werd en onderzoek deed naar de genetische samenstelling van het akkervogeltje in Vlaanderen.

Voor die oefening verzamelden de wetenschappers, mét behulp van de jachtsector, DNA-stalen via bloed en teentjes van wilde patrijzen uit de vrije natuur. Die werden vervolgens vergeleken met samples van exemplaren afkomstig uit professionele kweekbedrijven.

Drie conclusies in het rapport springen in het oog.

Te beginnen met de meest positieve: West-Vlaanderen en Oost-Vlaanderen kennen een stabiele populatie, mede door de inspanningen van de jachtsector voor geschikt leefgebied dat voorziet in dekking, voedsel en broedgelegenheden. Het rapport bewijst impliciet dat beheerjacht op het akkervogeltje perfect kan, indien de omstandigheden en hoeveelheden juist zitten. De lokale jachtgroepen verdienen om nog een andere reden het voorrecht om een aantal stuks te oogsten: hun tomeloze engagement in dit dossier.

Tweede conclusie: Vlaams-Brabant kleurt rood op de map. In die provincie werden een aantal uitzettingen van gekweekte patrijzen gedetecteerd. Dat noopt tot introspectie, maar ook tot een duidelijke afkeuring: dergelijke praktijken horen niet thuis in een moderne visie op jacht. Uitzetten, om welke reden dan ook, mag wettelijk niet. Bovendien kan het leiden tot een algemeen jachtverbod voor een volledige wildbeheereenheid. Wie patrijzen lost, straft vooral zijn buren.

Laatste vaststelling, en misschien wel de belangrijkste om de praktijk te stoppen: het doet ecologisch meer kwaad dan goed. Patrijzen opgegroeid in kwekerijen blijken helemaal niet aangepast aan het ruige leven in de natuur; ze missen bijvoorbeeld de reflexen om predators te herkennen, of zijn gevoeliger voor ziektes. En zelfs als sommige enige tijd weten te overleven en zich in het uitzonderlijke geval mengen met wilde soortgenoten, dan nog leidt dat niet tot een duurzame aanwezigheid, integendeel: het verzwakt net de genetische poule van de in de vrije wildbaan levende vogels. Een situatie waarbij iedereen, zowel mens als dier, op lange termijn verliest.

De Vlaamse overheid zal het genetisch onderzoek gebruiken om in de toekomst nog gerichter controles uit te voeren. Maar wie het oprecht meent met de patrijs – kortom, het merendeel van de jagers – die hoeft niets te vrezen. Meer nog: die ziet in het rapport net een objectief bewijs van zijn kunde en kennis om de soort te blijven ondersteunen.