In sommige provincies komen een hoog aantal uitgezette patrijzen voor, blijkt uit een INBO-rapport, waaraan ook de jachtsector haar wetenschappelijke medewerking verleende. ‘Illegaal lossen van patrijzen? Zowel wettelijk, weidelijk als ecologisch onverantwoord’, reageren de belangenorganisaties.

Beheer van patrijs blijft één van de mooiste uitdagingen voor een jager met een voorliefde voor kleinwild. Vandaar de talrijke inspanningen van de sector: bijvoederen in de winter, het creëren van geschikt leefgebied, het kort houden van predatoren, het participeren in (internationale) onderzoeksprojecten, tellen volgens een wetenschappelijk protocol.

In sommige provincies staat de patrijs sterk, zoals West-Vlaanderen en Oost-Vlaanderen. Niet alleen in aantallen, maar ook genetisch gezien. Het gaat om kloeke populaties, die stand weten te houden tegen veranderende omstandigheden. Dat blijkt uit een recent onderzoek van INBO (zeg maar: de wetenschappers van de Vlaamse overheid) naar het DNA-profiel van de patrijs in Vlaanderen.

INBO verzamelde, mét hulp van de jachtsector, in het najaar van 2020 en het voorjaar van 2021 in totaal 495 stalen van in het wild levende patrijzen. Die data werd vervolgens vergeleken met samples van 120 patrijzen afkomstig uit vijf kwekerijen uit Vlaanderen, Nederland en Frankrijk.

Waarom die manier van werken? Om wilde patrijzen via hun bloed te kunnen onderscheiden van gekweekte patrijzen, en zicht te krijgen op hun onderlinge verbondenheid.

Alle provincies kennen een natuurlijke populatie, met West-Vlaanderen en Oost-Vlaanderen als uitschieters qua intensiteit en qua beschikbaarheid leefgebied. Maar het rapport, overhandigd aan bevoegd minister van Omgeving Zuhal Demir, bevat ook minder goed nieuws. Vlaams-Brabant kleurt rood op de kaart: in de provincie werden een relatief hoog aantal uitzettingen van gekweekte patrijzen gedetecteerd. Te veel om toevallig te zijn, aldus de onderzoekers. (In Limburg werden te weinig stalen genomen om te kunnen spreken over een tendens.)

Dat is onaanvaardbaar. Om meerdere redenen.

  • Het mag wettelijk niet. Wie toch gekweekte patrijzen lost, riskeert niet alleen een fikse boete en een strafblad, de betrokkene dreigt tevens zijn jachtverlof (definitief) te verliezen.
  • Wie illegaal patrijzen vrijlaat, zet zijn mede-jagers een pad in de korf. De wetgeving laat namelijk toe om, bij het vinden ervan in een jachtrevier, de jacht op kleinwild voor de volledige wildbeheereenheid te sluiten. Kortom, het is asociaal en egoïstisch gedrag, met verregaande consequenties voor iedereen.
  • De praktijk werpt een smet op de sector, en bemoeilijkt het werk van de vertegenwoordigers van de jacht. Het is bovendien bijzonder onrespectvol naar alle jagers die zich wél aan de regels houden, en het oprecht menen met het akkervogeltje.
  • Tamme patrijzen verzwakken de oorspronkelijke populaties. Ecologisch gezien is de aanwezigheid van gekweekte exemplaren in de vrije natuur een ramp: het doet meer kwaad dan goed. Bovendien overleven ze met de grootste moeite wegens onaangepast aan de omstandigheden (ze missen bijvoorbeeld de reflex om te vluchten van predators).

Het rapport leest als een belangrijke, niet mis te verstane waarschuwing. De Vlaamse overheid heeft nu een methode ontwikkeld om een objectief beeld te krijgen van de genetische structuur van de patrijs én om illegale uitzettingen gericht op te sporen. (Lees: sjoemelen komt voortaan altijd uit, en de Vlaamse Inspectiediensten zullen niet nalaten de techniek te gebruiken.)

Jagen is streven naar een duurzaam wildbestand. Aan natuurvervalsing doen valt daar niet onder. De toekomst is weidelijk, wettelijk; illegaal patrijzen lossen is het verleden. Laat ons daarom samenwerken om de patrijs alle kansen te bieden.

 

 

Dit nieuwsartikel delen:
RSS feed