Jagers telden systematisch minder patrijzen dan externe controleurs, zo blijkt uit een analyse van de resultaten van het nieuwe protocol. Wat viel nog op?

Hubertus Vereniging Vlaanderen analyseerde de resultaten van het nieuwe telprotocol patrijs. Voor alle duidelijkheid: die resultaten speelden een rol in de beslissing van de overheid om de jacht op het akkervogeltje al dan niet toe te laten, maar waren niet allesbepalende. Ook andere (politieke) factoren speelden mee. Het blijft evenwel interessant om de wetenschappelijke aanpak uit te lichten.

Eerste vaststelling: waarom telden jagers soms tot 25 procent minder patrijzenkoppels, in vergelijking met onafhankelijke onderzoekers?

Veertig van de 78 deelnemende wildbeheereenheden aan het nieuw telprotocol patrijs, kregen onafhankelijke onderzoekers op bezoek. Die externe partij voerde, naast de jager, haar eigen tellingen uit. Reden van het dubbele werk? De resultaten kunnen vergelijken nadien. En wat blijkt nu? De onafhankelijken, in het veld gestuurd door de Vlaamse overheid, telden maar liefst vijfentwintig procent meer koppels dan de jagers. Dus een kwart extra.

Hoe dat immense verschil te verklaren? Mogelijk het tijdstip, aldus het Instituut voor Natuur en Bosonderzoek (INBO). De koppelvorming van patrijzen hangt af van de buitentemperaturen. Hoe kouder, hoe later in het seizoen de mannetjes en de vrouwtjes elkaar vinden en paren. Bij de start van de tellingsperiode 2021 kende Vlaanderen een koude periode, dus de jagers die toen op pad gingen spotten een beperkt aantal koppels. De tellingen van de externe partij werden in de tweede week van februari uitgerold, vlak na die koude periode, en dus tijdens een warmer moment, waarop de patrijzen actiever waren.

Maar allicht speelt nog een ander element een rol. Zo kreeg de externe partij, in tegenstelling tot de jagers, een specifieke opleiding over het telprotocol. Als gevolg was de externe partij beter geëquipeerd in het uitvoeren van het telprotocol en kon de externe partij daardoor meer koppels waarnemen. ‘Hubertus Vereniging Vlaanderen hoopt dan ook dat de overheid in de toekomst betere begeleiding voorziet voor de jagers’, aldus HVV-expert Miel Cnuts.

Niettemin, een belangrijke conclusie uit deze analyse is dat jagers het nieuwe telprotocol op een eerlijke manier hebben uitgevoerd, want de jagers noteerden geen hogere telresultaten dan de externe partij. De bewering dat jagers opzettelijk hogere aantallen doorgeven om de jacht op patrijs in hun WBE te behouden, klopt dus niet.

Tweede vaststelling: slechts 37 wildbeheereenheden kregen, na de analyse van de telresultaten, van de overheid de toestemming om te mogen jagen op patrijs. Toch kon dat verbod in sommige gevallen teruggeschroefd worden. Hoe komt dat?

Omdat het Agentschap voor Natuur en Bos op basis van verkeerde cijfers (en slordigheden tijdens de beoordelingsprocedure) de verkeerde conclusies trok. In totaal kregen daardoor vijf wildbeheereenheden alsnog positief nieuws, en mocht de jacht doorgaan op het grondgebied.

Tip daarom: controleer in de toekomst altijd welke gegevens ANB precies gebruikt voor het nemen van zijn eindbeslissing. Een overheid is namelijk allesbehalve onfeilbaar.

Derde vaststelling: wat met volgend jaar? Moet ik als jager blijven meedoen aan de tellingen?

Simpelweg: ja. Als dit jaar al het telprotocol gebruikt werd door ANB, dan zeker ook volgend jaar. Dus wie wil jagen op patrijs moet in het voorjaar aan de slag ermee. Ook vanuit een wetenschappelijk oogpunt is het belangrijk om door te zetten, omdat een gestandaardiseerde telmethode betrouwbaardere en correctere tellingen oplevert. Meer dan wat de patrijzentellingen van de Broedvogelatlas naar boven spitten.

In de volgende telperiode dringt Hubertus Vereniging Vlaanderen dan ook aan op een nog betere naleving van het gestandaardiseerd telprotocol. Een onjuiste uitvoering van het telprotocol leidt tot foutieve telresultaten, die op hun beurt in het nadeel van de jager kunnen spelen. Zo bleek dat de gebiedsdekkendheid van de 4 tellingen in veel WBE’s laag was, wat tot lagere populatieschattingen leidde. Alle telblokken binnen een WBE dienen met andere woorden 4 keer geteld te zijn, aangezien het vrijwel onmogelijk is om in één telling alle dieren te zien.

Een tweede aandachtspunt voor de volgende telperiode is dat het INBO via een rekenkundige methode in staat zal zijn om sterk afwijkende telresultaten van afzonderlijke telblokken ten opzichte van het gemiddelde van de WBE te detecteren. Dergelijke aanpak laat toe om in de volgende telperiode gerichte controles uit te voeren.

 

Nog vragen over telprotocol? Contacteer het HVV-Kenniscentrum of een stuur een mailtje naar HVV-medewerker Miel Cnuts: [email protected]

Dit nieuwsartikel delen:
RSS feed